Daniel 1:8

8Daniël nu nam voor in zijn hart, dat hij zich niet zou ontreinigen met de stukken van de spijs des konings, noch met den wijn zijns dranks; daarom verzocht hij van den overste der kamerlingen, dat hij zich niet mocht ontreinigen.
  Daniël nu Hetgeen Daniël gedaan heeft moet men verstaan, dat zijne metgezellen ook gedaan hebben, gelijk blijkt vs.11,12.
,
 nam voor in zijn hart, Hebreeuws, zette, of legde op zijn hart.
,
 ontreinigen Dat is, zijne conscientie besmetten met onreine spijs te eten; want de Chaldeën aten van verscheidene spijzen, als van varkens, hazen en verscheidene soorten van vissen en vogels, die den kinderen Israël te eten van God verboden waren, Lev 11 ; Deu 14 . En zij besmetten ook de geoorloofde spijzen met afgodische ceremoniën en aanroepingen hunner goden, Dan 5:4 ; 1Co 10:7 . Immers kon Daniël zulks niet doen zonder zijne naasten te ergeren. Zie Mat 18:7 .
,
 zijns dranks; Te weten van den koning, dat is, van den wijn waar de koning zelf van dronk. Doch in het Hebreeuws staat het veelvoudig getal, zijner dranken, waaruit, naar sommiger mening, af te leiden is dat de koning van verscheidene soorten van wijnen dronk, die ook Daniël en zijnen metgezellen voorgesteld werden.
Copyright information for DutSVVA