Deuteronomy 11:29-30

29En het zal geschieden, als u de Heere, uw God, zal hebben ingebracht in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; dan zult gij den zegen uitspreken op den berg Gerizim, en den vloek op den berg Ebal.
 zult gij Dat is, gij zult bevel geven dat de zegen uitgesproken wordt. Zie de vervulling Jos 8:33-34.
,
 zegen Die beschreven wordt onder, Deu 28.
,
 uitspreken Uiten, uitgeven. Hebreeuws, geven. Vergelijk onder, Deu 13:1; 1Ki 13:5.
,
 vloek op den berg Ebal Die beschreven wordt onder, Deu 27 en Deu 28.
30Zijn zij niet aan gene zijde van de Jordaan, achter den weg van den ondergang der zon, in het land der Kanaänieten, die in het vlakke veld wonen, tegenover Gilgal, bij de eikenbossen van More?
 zij niet aan gene zijde van de Jordaan, Te weten, de plaatsen, in het einde van vs.29 genoemd, zijn gewisselijk daar gelegen.
,
 More? Zie Gen 12:6.
Copyright information for DutSVVA