Ecclesiastes 6:2

2Een man, denwelken God gegeven heeft rijkdom, en goederen, en eer; en hij heeft voor zijn ziel aan geen ding gebrek, van alles wat hij begeert; en God geeft hem de macht niet, om daarvan te eten, maar dat een vreemd man dat opeet. Dit is ook ijdelheid en een kwade smart.
 voor zijn ziel Dat is, van al wat zijn hart begeert.
,
 God geeft Dat is, God geeft hem niet, dat hij het vrijmoedig en vredig geniet, dewijl Hij hem uit deze wereld haalt eer hij verkregen heeft het genoegen, dat hij zichzelven ingebeeld had. Of, dewijl hij bij levenden lijve uit het bezit zijner goederen gestoten wordt, en zien moet dat een vreemde zijne goederen bezit. Of, al leeft hij lang en behoudt zijne goederen, dat hij het hart niet heeft om de goederen met geneugte te gebruiken of te genieten. Verg. boven Ecc 5:18 .
,
 een vreemd man Hij zij dan een vijand, die ze met geweld hem ontneemt, of een verre bloedverwant; of iemand anders, die hem niet bestaat.
,
 die opeet Te weten rijkdom.
Copyright information for DutSVVA