Ephesians 2:11

11Daarom gedenkt, dat gij, die eertijds heidenen waart in het vlees, en die voorhuid genaamd werdt van degenen, die genaamd zijn besnijdenis in het vlees, die met handen geschiedt;
 in het vlees, Sommigen verstaan dit van de onbesnedenheid der heidenen; doch zodanigen waren zij ook nu tot Christus bekeerd zijnde, en den naam voorhuid, die volgt, geeft dit genoeg te kennen. Zo wordt dan het woord vlees bekwamelijker genomen voor de verdorvenheid der natuur, waarin zij vóór hunne bekering waren, gelijk Joh 3:6; Rom 8:5, enz.
,
 voorhuid genaamd Dat is, onbesneden en dat bij verachting. Zie 1Sa 17:26; Eze 44:7.
,
 besnijdenis Dat is, van de Joden die besneden waren, hetwelk een teken was van Gods verbond met hen; Gen 17:11.
Copyright information for DutSVVA