Ezekiel 33:10

10Daarom, gij mensenkind! zeg tot het huis Israëls: Gijlieden spreekt aldus, zeggende: Dewijl onze overtredingen en onze zonden op ons zijn, en wij in dezelve versmachten, hoe zouden wij dan leven?
 op ons zijn, Dat is, wij dragen de straffen van dien; vergelijk boven Eze 32:27 ; zie Lev 5:1 .
,
 versmachten, Volgens Gods dreigementen; vergelijk boven Eze 24:23 ; zie aldaar.
,
 leven? Gelijk Gij ons belooft, maar [willen zij zeggen] wij bevinden het tegendeel inderdaad; alzo murmureerden zij over Gods plagen, zonder te letten op hunne bekering, waarop de beloften van het leven gingen.
Copyright information for DutSVVA