Ezekiel 45

1Als gijlieden nu het land zult doen vallen in erfenis, zo zult gij een hefoffer den Heere offeren, tot een heilige plaats, van het land; de lengte zal zijn de lengte van vijf en twintig duizend meetrieten, en de breedte tien duizend; dat zal in zijn gehele grenzen rondom heilig zijn.
 gijlieden nu het land Dewijl niet alleen de vorige tempel verbrand, maar ook de stad en het ganse land verwoest en het volk Gods weggevoerd was, en in het voorgaande van den nieuwen tempel gehandeld is, zo wordt nu in het volgende gesproken van het land en volk, met hun vorst; afbeeldende een gehele en volkomen herstelling van deze geestelijke republiek onder den Messias.
,
 zult doen vallen in erfenis, Dat is, door het vallen of werpen van het lot zult delen onder u; zie Psa 16:5-6 , met de aantekening, alzo onder Eze 46:14 , Eze 46:22 , en Eze 48:29 ; in allen gevallen zie de manier van spreken op de loting, hoewel het lot noch hier noch in het volgende uitdrukkelijk vermeld wordt. Het is aanmerkelijk dat de stammen hunne landpalen niet bij loting, gelijk in het boek Jozua, maar door Gods bijzondere ordinantie in Eze 48 worden toegelegd; vergelijk Mat 25:34 .
,
 hefoffer den HEERE offeren, Of gave. Hebreeuws, ene heffing heffen, waarmede gezien wordt op de hefoffers der wet, die van de rest als opgeheven of opgenomen en den Heere opgedragen en geheiligd werden.
,
 heilige plaats, Te weten, afzonderende dezelve van de rest des lands tot een heilig gebruik; of, men kan [met sommigen] deze woorden voegen bij het woord offeren aldus: Gij zult den Heere offeren van het land een heilig deel, alzo vs.4. Hebreeuws, ene heiligheid.
,
 meetrieten , Dit ingevoegde woord genomen uit boven Eze 42:15-20 , en hier vs.2, waar naar de eerste maat der rieten, de ellen in het bijzonder gespecificeerd worden, voor het ledig, of de vrije buitenruimte.
,
 in zijn gehele grenzen rondom Dat is, zo wijd en ver als het reikt.
,
 heilig zijn Hebreeuws, ene heiligheid. Zie boven Eze 43:12 .
2Hiervan zullen tot het heiligdom zijn vijfhonderd met vijfhonderd, vierkant rondom; en het zal vijftig ellen hebben tot een buitenruim rondom.
 Hiervan Deze stof, die hier begonnen en vs.9 afgebroken is, wordt in Eze 48:8 , enz. vervolgd. Men kan het in het geheel bekwamelijk aldus met sommigen verstaan dat dit afgezonderd gedeelte des lands, van vijf en twintig duizend in lengte en breedte, en zo voorts, aan zijne vier hoeken, verder is afgedeeld in drie delen; de eerste tien duizend in breedte, voor het heiligdom met zijn buitenruimte en de woningen der priesters; de tweede tien duizend voor de Levieten; de overschietende vijf duizend voor de stad; en wat er voorts oostwaarts en westwaarts, tussen de zuidelijke grenzen van Juda en de noordelijke grenzen van Benjamin overschoot, voor de dienaars der stad [onder Eze 48:18-19 ] , en wijders voornamelijk voor den vorst; waarop in het volgende dient gelet.
,
 zullen tot het heiligdom zijn Hebreeuws, zal.
,
 met vijfhonderd, Of, door, bij; dat is, [naar sommiger gevoelen] vijfhonderd rieten in lengte, met gelijke vijfhonderd in breedte; of vijfhonderd overeenkomende met andere vijfhonderd in het vierkant rondom gemeten; vergelijk onder Eze 48:20 .
,
 buitenruim rondom Zie van het Hebreeuwse woord [dat anderszins voorstad wordt overgezet, als er van steden gesproken wordt] boven Eze 36:5 .
3Alzo zult gij meten van deze maat, de lengte van vijf en twintig duizend, en de breedte van tien duizend en daarin zal het heiligdom zijn met het heilige der heiligen.
 van deze maat, Dat is, met of naar deze maat.
,
 heilige der heiligen Hebreeuws, heiligheid der heiligheden; zie Exo 26:33-34 ; Lev 4:6 , met de aantekening.
4Dat zal een heilige plaats zijn van het land; zij zal zijn voor de priesteren, die het heiligdom bedienen, die naderen om den Heere te dienen; en het zal hun een plaats zijn tot huizen, en een heilige plaats voor het heiligdom.
 heilige plaats zijn van het land; Gelijk vs.1.
5Voorts zullen de Levieten, die dienaars des huizes, ook de lengte hebben van vijf en twintig duizend, en de breedte van tien duizend, hunlieden tot een bezitting, voor twintig kameren.
 de lengte hebben Zie onder Eze 48:13 .
6En tot bezitting van de stad zult gij geven de breedte van vijf duizend en de lengte van vijf en twintig duizend, tegenover het heilig hefoffer; voor het ganse huis Israëls zal het zijn.
 stad zult gij geven Die niet genoemd wordt. Zie boven Eze 40:2 .
,
 heilig hefoffer; Hebreeuws, hefoffer der heiligheid; waarvan boven vs.1, alzo in het volgende.
7De vorst nu zal zijn deel hebben van deze en van gene zijde des heiligen hefoffers en der bezitting der stad, voor aan het heilig hefoffer, en voor aan de bezitting der stad; van den westerhoek westwaarts, en van den oosterhoek oostwaarts; en de lengte zal zijn tegenover een der delen, van de westergrens tot de oostergrens toe.
 vorst nu zal zijn deel hebben Door dezen vorst, van welken in dit hfdst. en het volgende, Eze 46 , veel wordt gesproken, verstaan sommigen [gelijk boven Eze 44:3 ] , den hogepriester, of onzen Heere Christus den Messias zelf, die niet alleen in zijn huis woont en dat met zijne heerlijkheid vervult, maar ook rondom hetzelve zich [om zo te spreken] legert, om dat als koning te beschermen, en die als onze hogepriester en borg al onze schuld op zich genomen hebbende, voor dezelve [alsof het zijn eigen ware] betaald, en zichzelven voor ons [alsof het was voor zichzelven, omdat Hij in onze plaats stond] vrijwillig opgeofferd heeft; idem die niet alleen een koning of vorst is, maar ook een broeder en medegenoot der gelovigen, die Hij zijne medeërfgenamen maakt, zijnde steeds in het midden van hen en met hen, tot aan de voleinding der wereld, biddende voor hen als hun Middelaar, hebbende alleen de macht en het recht zijns weegs in en uit te gaan, zijn leven te laten en weder te nemen, de poort van het heiligdom te openen en te sluiten, enz. Anderen verstaan hier een aardsen Christelijken vorst of regent, en daardoor wijders alle Christelijke regenten en
,
 vorst nu zal zijn deel hebben overheden, die God zijne kerk in het Nieuwe Testament, naar verscheidene profetieën van het Oude Testament, zou verlenen, welker eerste en voornaamste zorg meot wezen voor den welstand van Gods kerk, die zij met hunne beschutting als omringen moeten, in de oefening van den waren godsdienst en de achting van den kerkedienst het volk met hun voorbeeld voorgaan, ook zich in dezen houden en gedragen als broeders, medegenoten en medeleden der kerk; voorts recht en gerechtigheid aanstellen en handhaven, alle onrecht, overlast, tirannie en geweld afschaffen en den onderdanen een gerust en stil leven verzorgen, totdat de volmaakte gerechtigheid, heiligheid en vrede in het andere leven daarop volgen.
,
 voor aan het heilig hefoffer, Hebreeuws, voor, of tegen het aangezicht, zo in het volgende.
,
 westerhoek westwaarts, Hebreeuws, hoek der zee, naar de zee toe, alzo in het volgende, zee voor het westen.
8Dit land aangaande, het zal hem tot een bezitting zijn in Israël; en Mijn vorsten zullen Mijn volk niet meer verdrukken, maar den huize Israëls het land laten, naar hun stammen.
 Dit land aangaande, Anders, hij zal het in het land hebben tot, enz., of, van het land zal hij [dit] hebben, enz.
,
 verdrukken, Vergelijk Psa 72:2 , Psa 72:4 , Psa 72:14 ; Isa 11:3-5 , enz., en Isa 29:18-20 , en Isa 42:1 , Isa 42:3-4 , en Isa 60:17-18 ; Zep 3:13 .
,
 laten, naar hun stammen Hebreeuws eigenlijk, geven.
9Alzo zegt de Heere Heere: Het is te veel voor u, gij vorsten Israëls! doet geweld en verstoring weg, en doet recht en gerechtigheid; neemt uw uitstotingen op van Mijn volk, spreekt de Heere Heere.
 Het is te veel voor u, Zie boven Eze 44:6 . Sommigen verstaan dit alsof God zeide: Gij hebt land, meer dan genoeg voor u, aan hetgeen Ik u toegelegd heb, daarom enz. Anderen houden het voor een verbloemde bestraffing van de overleden koningen van Juda, tot wie God spreekt alsof zij tegenwoordig waren; of van de antichristische kerkelijke en burgerlijke tirannen, die Gods volk zeer lang zouden plagen.
,
 uitstortingen op van Mijn volk, Dat gij hen uit het hunne verdrijft en uitstoot, trekkende dat aan u; zulk een overlast zult gij van hen wegnemen, hen daarvan ontlasten. Zie gelijke manier van spreken Isa 57:14 .
10Een rechte waag, en een rechte efa, en een rechte bath zult gijlieden hebben.
 rechte waag, Hebreeuws, waag, of weegschalen der gerechtigheid, en alzo in het volgende; gelijk Lev 19:35-36 .
,
 efa, Zie Lev 5:11 .
,
 bath zult gijlieden hebben Zie 1Ki 7:26 .
11Een efa en een bath zullen van enerlei mate zijn, dat een bath het tiende deel van een homer houde; ook een efa het tiende deel van een homer; de mate daarvan zal zijn naar den homer.
 zullen Hebreeuws, zal.
,
 enerlei mate zijn, Een efa in droge en een bath in natte waren.
,
 homer houdt; De grootste maat van droge waren. Anders ook genoemd kor. Zie 1Ki 4:22 , en onder vs.14.
,
 homer Als zijnde de grootste maat, naar welke de anderen moesten geregeld zijn.
12En de sikkel zal zijn van twintig gera; twintig sikkelen, vijf en twintig sikkelen en vijftien sikkelen, zal ulieden een pond zijn.
 sikkel zal zijn van twintig Zie Gen 23:15 , en Gen 24:22 .
,
 gera; Zie Lev 27:25 . Het is bij ons zoveel [gelijk het sommigen bekwamelijk op onze munt gepast hebben] als een halve braspenning, van welke twintig een oordje rijksdaalders maken, zoveel als een algemene of burgerlijke sikkel bedroeg, van welken hier gesproken wordt.
,
 pond zijn Hebreeuws, maneh, dat is mina. Zie 1Ki 10:17 ; 2Ch 9:16 ; Ezr 2:69 , met de aantekening. De zin is, dat zestig sikkels een pond of mina van goud of zilver zouden maken. Dit wordt gehouden, bij sommigen, voor een nieuwe ordinantie, dewijl de oude mina maar vijftig sikkelen van het heiligdom en honderd algemene hield; maar hier staat van zestig sikkelen, hetwelk zoveel meer zou moeten zijn in het heilige en burgerlijke. Eenigen menen dat er zodanige drie verscheidene soorten van munt zouden geweest zijn, die tezamen een pond of mijne zou maken. God wil zeggen dat de gerechtigheid in alles strikt en op het nauwste zal worden onderhouden.
13Dit is het hefoffer, dat gijlieden offeren zult: het zesde deel van een efa van een homer tarwe; ook zult gij het zesde deel van een efa geven van een homer gerst.
 hefoffer, Of, de offeranden die, enz. Hebreeuws, de heffing die gij zult heffen. Dit verstaan sommigen van hetgeen het volk het ganse jaar door zou opbrengen tot de gewone offeranden des tempels. [Anderen duiden het op de inwijding des tempels]. Van de offeranden in het algemeen, zie boven Eze 40:39 .
,
 zesde deel van een efa Hebreeuws alsof men zeide: zessen; dat is het zesde deel geven; gelijk vertienen, het tiende deel geven.
14Aangaande de inzetting van olie, van een bath olie; gij zult offeren het tiende deel van een bath uit een kor, hetwelk is een homer van tien bath, want tien bath zijn een homer.
 kor, Zie boven vs.11.
15Voorts een lam uit de kudde, uit de tweehonderd, uit het waterrijke land van Israël, tot spijsoffer, en tot brandoffer, en tot dankofferen om verzoening over hen te doen, spreekt de Heere Heere.
  waterrijke land van Israël, Dat is, uit het beste en vetste weiden. Anders: boven den wijn, of den drank van Israël; dat is, dien Israël zou opbrengen tot drankoffers; vergelijk vs.17.
16Al het volk des lands zal in dit hefoffer zijn, voor den vorst in Israël.
 in dit hefoffer zijn, Of, zullen tot dit hefoffer, [waarvan in het voorgaande gesproken] [gehouden, of verplicht zijn].
,
  voor den vorst in Israël Of, om den wil van den vorst. Sommigen verstaan het alzo, dat zij met deze contributie vervullen zouden hetgeen anders de vorst zou doen. VergelijK 2Ch 31:3 , met de aantekening. Anders: met den vorst; idem, tot den vorst toe, zulks dat de vorst daartoe niet gehouden is, als wiens bijzondere offeranden in het volgende verhaald worden. Men zou het ook kunnen nemen als een inhoud of titel van het volgende, en daarbij voegen aldus: Aangaande den vorst in Israël, of van den vorst, enz.; [gelijk zulke titels bij de profeten gevonden worden], die zal doen gelijk volgt.
17En het zal den vorst opleggen te offeren de brandofferen, en het spijsoffer, en het drankoffer, op de feesten, en op de nieuwe maanden, en op de sabbatten, op alle gezette hoogtijden van het huis Israëls; hij zal het zondoffer, en het spijsoffer, en het brandoffer, en de dankofferen doen, om verzoening te doen voor het huis Israëls.
 opliggen te offeren de brandofferen, Hebreeuws, op den vorst zal zijn; dat is, het zal zijn plicht zijn.
,
  op alle gezette hoogtijden van het huis Israëls; Of, in alle gezette bijeenkomsten.
,
 doen, Of, bereiden; dat is geven, aanbrengen, laten toemaken.
18Alzo zegt de Heere Heere: In de eerste maand, op den eersten der maand, zult gij een volkomen var, een jong rund, nemen; en gij zult het heiligdom ontzondigen.
 Alzo zegt de Heere HEERE De volgende nieuwe ordinantie hebben enigen wel aangemerkt, dat Mozes nergens tevoren gegeven was, gelijk ook buiten dat, het onderscheid dat er is tussen verscheidene nieuwe offeranden en ceremoniën, die hier worden vermeld, en de oude voorgaande, uit de verlijking klaarlijk kan worden afgeleid, tot een teken van de afschaffing der ceremoniën en van het vorige priesterdom door de komst en het enig volkomen offer van den Messias, dat hier door vele offeranden wordt afgebeeld naar den stijl van het Oude Testament en den eis van dien tijd, als de klaarheid des lichts en de tijd der herstelling nog niet gekomen was. Zie Gal 3:23-25 , en Gal 4:1-3 ; idem Heb 9:8 , Heb 9:10 .
,
 jong rund, nemen; Hebreeuws, kind, of zoon van een rund.
19En de priester zal van het bloed des zondoffers nemen, en doen het aan de posten des huizes, en aan de vier hoeken van het afzetsel des altaars, en aan de posten der poorten van het binnenste voorhof.
 posten des huizes, Hebreeuws, post, en zo in het volgende.
20Alzo zult gij ook doen op den zevenden in die maand; vanwege den afdwalende, en vanwege den slechte; alzo zult gijlieden het huis verzoenen.
 vanwege den afdwalende, Dat is, voor zodanigen, die door enige afdwaling, of slechtheid, onwetendheid, onverstand, het huis des Heeren mogen hebben ontsticht of verontreinigd, maar niet door moedwil en met opgeheven hand, afbeeldende deze ordinantie, hoe men den zwakken gevallen boetvaardigen zal te hulp komen en oprichten, door middel van een welgeregelde en Christelijke tucht; vergelijk Mat 16:19 , en Mat 18:18 , Mat 18:21 , enz.; Joh 20:23 ; Rom 14:4 , Rom 14:10 , Rom 14:13 ; Gal 6:1 , enz.; Jam 5:19-20 ; 1Jo 5:16 , enz.
21In de eerste maand, op den veertienden dag der maand, zal ulieden het pascha zijn; een feest van zeven dagen, ongezuurde broden zal men eten.
 zal men eten Hebreeuws, zal gegeten worden.
22En de vorst zal op denzelven dag voor zichzelven, en voor al het volk des lands, bereiden een var des zondoffers.
 des zondoffers Een var tot een zondoffer. Hebreeuws, een var der zonde; dat is, des zondoffers, gelijk doorgaans in deze stof. Zie Lev 4:3 .
23En de zeven dagen van het feest zal hij een brandoffer den Heere bereiden, van zeven varren en zeven rammen, die volkomen zijn, dagelijks, de zeven dagen lang, en een zondoffer van een geitenbok, dagelijks. 24Ook zal hij een spijsoffer bereiden, een efa tot een var, en een efa tot een ram; en een hin olie tot een efa.
 hin olie tot een efa Zie Lev 19:36 .
25In de zevende maand, op den vijftienden dag der maand zal hij op het feest desgelijks doen, zeven dagen lang; gelijk het zondoffer, gelijk het brandoffer, en gelijk het spijsoffer, en gelijk de olie.
 feest Versta, het feest der loofhutten, of tabernakelen. Merk, dat aan het pinksterfeest hier niet gedacht wordt; vergelijk Zec 14:16 , Zec 14:19 .
,
 desgelijks doen, Hebreeuws, naar, of gelijk die; dat is, zoals hij op het voorgaande feest gedaan zal hebben met al deze offeranden, die tevoren verhaald zijn en hier kortelijk worden aangeroerd.
Copyright information for DutSVVA