Genesis 2:7-9

7En de Heere God had den mens geformeerd uit het stof der aarde, en in zijn neusgaten geblazen den adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel.
 geformeerd Of, gebeeld, of gefatsoeneerd, te weten, gelijk een pottenbakker uit leem wat formeert, als: Isa 45:9; Rom 9:20-21. Versta dit ten aanzien van des mensen lichaam.
,
 uit het Hebr. stof uit het aardrijk.
,
 en in zijn Dit is menselijker wijze van God gesproken, en wijst ons aan dat de ziel des mensen niet is geschapen uit enige voorgaande materie, gelijk de ziel der beesten, Gen 1:20-21, Gen 1:24, maar uit niet, door Gods Geest, en van buiten den mensen ingestort.
,
 levende ziel Dat is, tot een schepsel, dat met leven begaafd is, bestaande uit een lichaam en een redelijke onsterflijke ziel, tezamen den mens uitmakende.
8Ook had de Heere God een hof geplant in Eden, tegen het oosten, en Hij stelde aldaar den mens, dien Hij geformeerd had.
 hof Namelijk, het paradijs of lusthof, dat God voor den mens tot ene woning verordend had.
,
 geplant Te weten, op den derden dag der schepping, eer de mens geschapen was.
,
 Eden, Eden is de naam van een landschap in Thelassar, het opperdeel in Chaldea, gelijk te zien is 2Ki 19:12, en het is onderscheiden van een ander Eden, gelegen bij Damaskus, in Syrië, waarvan te zien is Amo 1:5. Het Hebr. woord Eden betekent wellust, geneugte, vermaking. Dit land wordt alzo genaamd, omdat het een schoon, lustig, edel land was, gelijk zulks te zien is uit het volgende vers van dit hoofdstuk, vs.9, alsook uit Isa 51:3; Eze 28:13, Eze 31:16, Eze 31:18.
,
 tegen het oosten, Hebr. van oosten, of uit oosten, dat is, in het oosteinde van Eden, of ten oosten van de plaats, waar Mozes was, dit schrijvende.
9En de Heere God had alle geboomte uit het aardrijk doen spruiten, begeerlijk voor het gezicht, en goed tot spijze; en den boom des levens in het midden van den hof, en de boom der kennis des goeds en des kwaads.
 goed Versta dit van de vruchten der bomen.
,
 des levens Dat is, een teken des levens, betekenende dat de mens het leven van God ontvangen had en behouden zou, zo hij in zijne gehoorzaamheid volhardde, totdat het God believen zou hem in zijn hemelse onsterflijkheid op te nemen.
Copyright information for DutSVVA