Genesis 21:14-15

14Toen stond Abraham des morgens vroeg op, en nam brood, en een fles water, en gaf ze aan Hagar, die leggende op haar schouder; ook gaf hij haar het kind, en zond haar weg. En zij ging voort, en dwaalde in de woestijn Ber-seba.
 brood, Versta door brood en water, alles wat tot deze reis nodig was.
,
 kind, Te weten, Ismaël, boven genoemd jongen, vs.12, en ond. vs.17. De geestelijke beduiding van deze gehele zaak, zie Gal 4:23-24, enz.
,
 in de Gelegen op de zuidelijke grens van Palestina, niet ver van Gerar, en op dezen tijd aldus nog niet genoemd, maar daarna, toen de koning Abimélech omtrent die plaats met Abraham een verbond heeft gemaakt. Zie onder, vs.31.
15Als nu het water van de fles uit was, zo wierp zij het kind onder een van de struiken.
 zo Als hij niet langer kunnende aan haar hand gaan, en te groot zijnde om door Hagar te kunnen gedragen worden; want hij was nu omtrent 17 jaren oud. Zie ond. vs.18.
,
 onder Te weten, om bevrijd te zijn tegen de hitte van de zon, opdat het in stilte onder de schaduw zijn geest, zoals zij meende, mocht geven.
Copyright information for DutSVVA