Genesis 21:31-33

31Daarom noemde men die plaats Ber-seba, omdat die beiden daar gezworen hadden.
 Ber-séba, Welke naam hier en boven, vs.14, aan deze plaats en het omliggende land toegeschreven wordt; maar onder, Gen 26:33, een stad in die landstreek gelegen, die daarna den stam van Juda toegeëigend is; Jos 15:28; 1Ki 19:3; doch door den stam van Simeon bewoond; Jos 19:2, en is geweest de zuidpale van het land Kanaän, gelijk Dan de noordpale; 2Sa 17:11, en 2Sa 24:2.
32Alzo maakten zij een verbond te Ber-seba. Daarna stond Abimelech op, en Pichol, zijn krijgsoverste, en zij keerden wederom naar het land der Filistijnen.
 naar der Versta naar Gerar, niet ver van deze plaats gelegen.
33En hij plantte een bos in Ber-seba, en riep aldaar den Naam des Heeren, des eeuwigen Gods, aan.
 hij plantte Te weten, Abraham.
,
 riep Ontvangen hebbende nieuwe oorzaak tot dankbaarheid, heeft hij den openbaren Godsdienst aldaar gepleegd, zie boven Gen 4:26.
,
 des eeuwigen Hebr. van den God der eeuwigheid.
Copyright information for DutSVVA