Genesis 32:30

30En Jakob noemde den naam dier plaats Pniël: Want, zeide hij ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht, en mijn ziel is gered geweest.
 Pniël Dat is, Gods aangezicht, of het aanzien van God; zie 1Ki 12:25; in het volgende vers vs.32. Pnuel.
,
 God gezien Niet in zijn goddelijk wezen, maar in zulk een gedaante, waardoor Hij zich klaarder aan mij geopenbaard heeft dan immer tevoren.
,
 mijn ziel Hij verwondert zich dat hij niet gestorven was, God gezien hebbende. Zie boven Gen 16:13, verg. Exo 20:19; Jdg 6:22-23, en Jdg 13:22.
Copyright information for DutSVVA