Habakkuk 1:13

13Gij zijt te rein van ogen, dan dat Gij het kwade zoudt zien, en de kwelling kunt Gij niet aanschouwen; waarom zoudt Gij aanschouwen die trouwelooslijk handelen? Waarom zoudt Gij zwijgen, als de goddeloze dien verslindt, die rechtvaardiger is dan hij?
 het kwade Te weten hetwelk de Chaldeën ons aandoen.
,
 zoudt zien, Gods oog is niet verborgen; Hij ziet het kwaad dat de mensen bedrijven, Psa 10:14 ; maar Hij ziet het niet met goede ogen aan, Hij zal het ook niet altijd ongestraft laten. Doch Oba 1:13 , wordt deze manier van spreken genomen voor met lust het kwade, hetwelk den vromen overkomt, aanschouwen.
,
 de kwelling Dat is, den overlast, te weten overlast, kwelling, moeite, dat is de Chaldeën ons aandoen.
,
 kunt Gij Zie de aantekening 51.
,
 die trouwelooslijk Tw de Chaldeën, die zeer trouweloos en meinedig geweest zijn. Zie Isa 21:2 .
,
 zwijgen, Dat is, de straf nalaten.
,
 de goddeloze Te weten, de Chaldeër.
,
 die rechtvaardiger Te weten, het Joodse volk, vergeleken bij de Chaldeën. Doch versta dit van de godzaligen onder de Joden, welken die zijn waar de profeet voor bidt; want de goddelozen onder de Joden gingen de heidenen in boosheid ver teboven. Zie Jer 2:10-11 .
Copyright information for DutSVVA