Habakkuk 1:14-15

14En waarom zoudt Gij de mensen maken, als de vissen der zee, als het kruipend gedierte, dat geen heerser heeft?
 waarom Dat is, waarom zoudt Gij lijden dat de groten en machtigen dezer wereld de kleinen en onnozelen zouden vangen, doden, oplokken en verdelgen naar hun lust en goeddunken, gelijk de grote vissen de kleine doen, alsof Gij in de wereld alles liet gaan als bij geval, en alsof Gij nergens acht op gaaft?
,
 dat geen Di, geen groten vis, of kruipend dier, hetwelk over hen heerst en hen beschermt tegen het geweld dergenen, die hen verslinden.
15Hij trekt ze allen met den angel op, hij vergadert ze in zijn garen, en hij verzamelt ze in zijn net; daarom verblijdt en verheugt hij zich.
 Hij trekt Te weten de vijand van wien boven gesproken is, Nebukadnezar.
,
 allen met den Tw mensen, of natiën. Of, hij trekt het, enz. te weten mensen en goederen.
,
 op, hij Of, uit, dat is, hij brengt hen allen onder zijn geweld. Verg. Dan 4:30 .
,
 daarom verblijdt De zin is: hij heeft niet alleen geen berouw en leedwezen over zijn boosheid, maar hij verblijdt en verheugt zich daarover, als wel gedaan hebbende. Verg. Eph 4:19 .
Copyright information for DutSVVA