Hebrews 1:8-9

8Maar tot den Zoon zegt Hij: Uw troon, o God, is in alle eeuwigheid; de schepter Uws koninkrijks is een rechte schepter.
 tot den Zoon Of van den Zoon, gelijk vs.7.
,
 troon, o God, Deze woorden in Psa 45, moeten noodzakelijk van Christus, den waren bruidegom en koning Zijner gemeente, verstaan worden. Want dat de Joden nu zeggen, dat zij van Salomo moeten verstaan worden, is ongerijmd, daar Salomo nergens God wordt genoemd, noch zijn troon eeuwig is geweest, maar alleen veertig jaren geduurd heeft, en zijn scepter, en zijner nakomelingen scepter is niet altijd geweest een scepter der gerechtigheid, dewijl er vele gebreken en ongerechtigheden in zijn en zijner nakomelingen regering zijn geweest, zoals de boeken der Koningen betuigen. En het is niet waarschijnlijk, dat het huwelijk van Salomo met de dochter van Faraö gedurig in de gemeente Gods zou moeten geprezen en gezongen worden, gelijk het opschrift van Psa 45:1, meebrengt. Hetwelk zo klaar is, dat zelfs de Joodse rabbijnen erkennen, dat deze psalm van den Messias moet verstaan worden. Doch de autoriteit van den apostel is hierin genoeg en boven alle tegenspraak. Door den troon wordt de heerlijkheid, en door den scepter de kracht dezer regering verstaan.
,
 een rechte schepter Dat is, een scepter des rechts, of der rechtheid, dat is, waar geen kromheid noch onrecht plaats heeft.
9Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad, en ongerechtigheid gehaat; daarom heeft U, o God! Uw God gezalfd met olie der vreugde boven Uw medegenoten.
 Uw God Zie de aantekeningen Joh 20:17.
,
 gezalfd Namelijk met den Heiligen Geest, dien Hij in Zijn menselijke natuur ontvangen heeft zonder mate; Joh 3:34.
,
 met olie der vreugde Zo worden de gaven des Heiligen Geestes genoemd, omdat zij het hart der mensen wakker en verheugd maken in God en tot hun beroep vaardig en gewillig; Act 10:38.
,
 medegenoten Dat is, uwe broeders, of andere kinderen Gods, waarvan Christus is de eerstgeborene. Want al de leden van het lichaam van Christus, dat is van Zijne gemeente, zijn eenzelfde Geest met Christus deelachtig, zo nochtans dat de volheid der gaven in Christus het hoofd is, maar in de andere leden naar de mate der gave van Christus. Zie Joh 1:16; Eph 4:7.
Copyright information for DutSVVA