Hebrews 11

1Het geloof nu is een vaste grond der dingen, die men hoopt, en een bewijs der zaken, die men niet ziet.
 is een vaste grond Of een vast vertrouwen; dat is, hetgeen doet bestaan, of vast en als tegenwoordig staan de dingen die van God in Christus beloofd zijn, en die derhalve door de hoop worden verwacht, hetwelk niet alleen geschiedt door een toestemming van Gods beloften in ons verstand, maar ook door een vertrouwen op deze in onzen wil; zie Rom 4:18, enz. en hiervoor Heb 3:14. Grieks hypostasis; dat is, zelfstandigheid; van welk woord, zie ook 2Co 9:4, en 2Co 11:17.
,
 een bewijs Of overtuiging; want het geloof ziende op Gods openbaring en belofte, overtuigt en verzekert het hart des mensen veel sterker van de waarheid der zaak, dan enig ander bewijs uit de natuurlijke rede voortgebracht.
,
 der zaken, die men niet ziet Dat is, zelfs die door natuurlijke zinnen of rede door ons niet worden begrepen; of, die niet tegenwoordig zijn voor onze ogen. Want hoewel de dingen, die gezien worden ook wel geloofd worden, gelijk Christus tot Thomas spreekt, Joh 20:29; nochtans is dit eigenlijk niet het Goddelijk geloof, dat is ons door den Heiligen Geest wordt gewrocht, hetwelk alleen op Gods belofte of openbaring ziet, het zij de dingen nu verleden, tegenwoordig, of toekomende zijn, gelijk uit de voorbeelden, die Paulus voortbrengt, zal blijken.
2Want door hetzelve hebben de ouden getuigenis bekomen.
 de ouden Namelijk voorvaders, van wie wij afkomstig zijn, en werker voorbeelden wij moeten navolgen.
,
 getuigenis bekomen Namelijk dat zij Gode behaagden, gelijk vs.5 wordt uitgedrukt.
3Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen, die men ziet, niet geworden zijn uit dingen, die gezien worden.
 de wereld Grieks de eeuwen; gelijk Heb 1:2.
,
 door het woord Gods Dat is, door het krachtig bevel Gods. Zie Gen 1; Psa 33:6.
,
 toebereid, Dat is, geschapen en in zulke orde en gestalte gebracht, als wij die nu zien.
,
 niet geworden zijn uit dingen, Of, geworden zijn niet uit zienlijke, of geziene dingen; dat is, uit niet. Want dit is het geloof eigen, dat het uit Gods Woord gelooft dat de wereld uit niet is geschapen; waartoe geen wijsgeer door de natuurlijke rede heeft kunnen komen.
4Door het geloof heeft Abel een meerdere offerande Gode geofferd dan Kaïn, door hetwelk hij getuigenis bekomen heeft, dat hij rechtvaardig was, alzo God over zijn gave getuigenis gaf; en door hetzelve geloof spreekt hij nog, nadat hij gestorven is.
 een meerdere offerande Sommigen nemen dit woord meerder voor van meerder prijs, omdat Abel uit zijn vetste beesten zijn offerande heeft gedaan en Kaïn maar uit enige slechte vruchten. Doch wordt hier hetzelfde woord wel zo geschikt genomen voor waardiger en Gode aangenamer, hetwelk de apostel daaruit besluit, dat God Abel en zijn offerande aanzag en van Kaïn niet, hetwelk de apostel getuigt dat door het geloof van Abel is geschied; namelijk omdat Abel in deze offerande zag op dat zaad der vrouw, dat de slang den kop zou vertreden, dat is, op Christus, die door Zijn dood den duivel zou teniet maken; Heb 2:14.
,
 door hetwelk hij Namelijk geloof.
,
 dat hij rechtvaardig was, Dit staat wel niet met zoveel woorden Gen 4:4, maar de apostel besluit dit uit hetgeen daar staat, dat God hem en zijn offerande aanzag, welken titel van rechtvaardigheid Christus daarom aan Abel ook geeft; Mat 23:35.
,
 over zijn gave getuigenis gaf; Namelijk door Mozes, Gen 4:4; of door een buitengewoon teken uit den hemel omtrent Zijn offerande, gelijk over Aärons offerande, Lev 9:24; over Elia, 1Ki 18:38; van David, 1Ch 21:26; van Salomo, 2Ch 7:1, door het zenden van vuur uit den hemel is geschied. Hetwelk daarom zeer gelofelijk is, omdat Kaïn, dit ziende, over zijn broeder met toorn en nijd is ontstoken.
,
 spreekt hij nog, Namelijk niet alleen met zijn goed exempel in Gods Woord, maar ook door zijn bloed, hetwelk na zijn dood wraak riep tot God. Zie Gen 4:10; Heb 12:24.
5Door het geloof is Enoch weggenomen geweest, opdat hij den dood niet zou zien; en hij werd niet gevonden, daarom dat hem God weggenomen had; want voor zijn wegneming heeft hij getuigenis gehad, dat hij Gode behaagde.
 weggenomen geweest, Grieks overgezet; namelijk van de aarde in den hemel, gelijk van Elia uitgedrukt wordt, 2Ki 2:1.
,
 zien; Dat is, lijden of gevoelen; gelijk dit woord zien ook genomen wordt Psa 16:10; Joh 8:51. Waaruit blijkt, dat zijn lichaam in deze opneming naar den hemel de sterfelijkheid heeft afgelegd, en in een onsterfelijk en verheerlijkt lichaam is veranderd, gelijk van Elia te lezen is, Luk 9:30, en van alle gelovigen ten laatsten dage; 1Co 15:51, en 1Th 4:15.
,
 Gode behaagde Dit zegt wel niet de tekst Gen 5:22, maar de apostel besluit dit uit hetgeen daar staat dat hij geduriglijk voor God wandelde.
6Maar zonder geloof is het onmogelijk Gode te behagen. Want die tot God komt, moet geloven, dat Hij is, en een Beloner is dergenen, die Hem zoeken.
 is het onmogelijk Of is het onmogelijk dat hij God behaagd heeft, namelijk ter eeuwige zaligheid. De reden is, omdat niemand buiten Christus God zo behagen kan, Joh 14:6; Act 4:12.
,
 die tot God komt, Dat is, die voor God gestadig wandelt, gelijk Mozes van Henoch spreekt, Gen 5:22, Gen 5:24. Of die God dient en Zijne gunst zoekt te genieten.
,
 dat Hij is, Namelijk niet alleen een wezenlijke zaak, maar ook zodanig als Hij zich in Zijn Woord heeft geopenbaard, niet alleen volgens de wet, maar ook volgens het Evangelie, waar het geloof, waarvan Paulus hier spreekt, eigenlijk op ziet; Rom 1:16-17.
,
 een Beloner is dergenen, Of, loongever, vergelder; dat is, volbrenger van zijn beloften in het belonen dergenen, die Hem zoeken. Want dit loon kan niet gehoopt worden dan uit vorige beloften, waar het geloof op ziet. Welke hier noodzakelijk moet zijn, niet een belofte der wet, maar van het Evangelie, daar niemand de belofte der eeuwige erve uit de wet kan deelachtig worden. Zie Gal 3:18.
,
 die Hem zoeken Namelijk door den weg in het Evangelie geopenbaard; Joh 17:3.
7Door het geloof heeft Noach, door Goddelijke aanspraak vermaand zijnde van de dingen, die nog niet gezien werden, en bevreesd geworden zijnde, de ark toebereid tot behoudenis van zijn huisgezin; door welke ark hij de wereld heeft veroordeeld, en is geworden een erfgenaam der rechtvaardigheid, die naar het geloof is.
 die nog niet gezien werden, Dat is, die nog niet tegenwoordig waren, namelijk van den zondvloed en van zijn behoudenis in de ark.
,
 bevreesd geworden zijnde, Namelijk met eerbied en kinderlijke vrees voor Gods dreigementen tegen de wereld en van Gods belofte jegens hem.
,
 de wereld heeft veroordeeld, Namelijk door zijn exempel, in de tegenwoordigheid van allen; gelijk Mat 12:41-42.
,
 een erfgenaam Dat is, deelgenoot of bezitter, niet alleen van zijn leven, dat ook de goddeloze Cham deelachtig was, maar ook van het eeuwige leven, dat door de rechtvaardigheid van het geloof alleen wordt verkregen; Rom 4:13, enz.
8Door het geloof is Abraham, geroepen zijnde, gehoorzaam geweest, om uit te gaan naar de plaats, die hij tot een erfdeel ontvangen zou; en hij is uitgegaan, niet wetende, waar hij komen zou.
 geroepen zijnde, Namelijk uit Ur der Chaldeën. Zie Act 7:2, enz.
,
 naar de plaats, Dat is naar het land Kanaän, hoewel hem in zijn eerste beroeping zulks nog niet bekend was. Zie Gen 12:1.
9Door het geloof is hij een inwoner geweest in het land der belofte, als in een vreemd land, en heeft in tabernakelen gewoond met Izak en Jakob, die medeerfgenamen waren derzelfde belofte.
 in tabernakelen gewoond Namelijk gelijk vreemdelingen en reizigers plachten, om die weder te kunnen opnemen en naar andere plaatsen te voeren; gelijk daartoe bij ons de tenten plegen gebruikt te worden.
,
 derzelfde belofte Namelijk van de toekomende bezitting van het land Kanaän en vervolgens ook van het eeuwige leven.
10Want hij verwachtte de stad, die fondamenten heeft, welker Kunstenaar en Bouwmeester God is.
 de stad, Dat is, den hemel, of het hemelse Jeruzalem, waarvan het land Kanaän en daarna ook Jeruzalem maar schaduwen waren.
,
 die fondamenten heeft, Namelijk welke vast en onbewegelijk waren. De apostel stelt die tegen de tabernakelen, die geen fundamenten hadden. Zie hierna Heb 13:14; Rev 3:12, en Rev 21:2, enz.
,
 Kunstenaar en Bouwmeester God is Dat is, aftekenaar of ordineerder naar de kunst, gelijk placht te geschieden eer men tot bouwen van de steden voortgaat.
11Door het geloof heeft ook Sara zelve kracht ontvangen, om zaad te geven, en boven den tijd haars ouderdoms heeft zij gebaard; overmits zij Hem getrouw heeft geacht, Die het beloofd had.
 om zaad te geven, Grieks tot nederwerping, of tot grondlegging van het zaad. Hetwelk niet alleen van Abraham verstaan wordt, uit wien Sara het zaad heeft ontvangen; maar ook van Sara zelve, die in deze ontvangenis haar eigen zaad in zulken ouderdom, door de kracht van het geloof, daarbij heeft gegeven, gelijk in alle natuurlijke ontvangenis geschiedt. Zie ook Lev 12:2.
,
 boven den tijd Namelijk daar zij nu negentig jaren oud was en bovendien onvruchtbaar. Zie Gen 16:1; Rom 4:19.
,
 getrouw heeft geacht, Want hoewel Sara daarover in het begin lachte, zo heeft zij nochtans daarna ook aan die belofte vastgehouden.
12Daarom zijn ook van een, en dat een verstorvene, zovelen in menigte geboren, als de sterren des hemels, en als het zand, dat aan den oever der zee is, hetwelk ontallijk is.
 en dat een verstorvene, Namelijk niet alleen ten aanzien van Sara, maar ook van hemzelf, gelijk Paulus verklaart Rom 4:19. Dat Abraham dan na den dood van Sara, nog verscheidene kinderen uit Ketura heeft gekregen, moet de nieuwe jeugd toegeschreven worden, die hij door deze nieuwe belofte heeft ontvangen.
,
 oever der zee is, Grieks lib.
13Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren.
 de beloften niet verkregen hebbende, Dat is, de zaak die hun verscheidene malen beloofd was, van den eigendom van het land Kanaän, en het zaad, waarin alle geslachten der aarde zouden gezegend worden.
,
 gasten en vreemdelingen Gelijk van Jakob uitdrukkelijk wordt betuigd, toen hij voor Faraö stond, Gen 47:9, en van anderen vóór en na hem; Gen 15:13, en Gen 28:4; Psa 39:13.
14Want die zulke dingen zeggen, betonen klaarlijk, dat zij een vaderland zoeken.
 zulke dingen zeggen, Namelijk dat zij vreemdelingen en gasten zijn op aarde.
,
 een vaderland zoeken Namelijk dat buiten deze wereld in den hemel is, gelijk vs.16 wordt verklaard.
15En indien zij aan dat vaderland gedacht hadden, van hetwelk zij uitgegaan waren, zij zouden tijd gehad hebben, om weder te keren;
 van hetwelk zij uitgegaan waren, Namelijk hier op aarde, gelijk daar was het land van Mesopotamië of Chaldea, waar Abraham met zijn geslachten uit vertrokken was.
16Maar nu zijn zij begerig naar een beter, dat is, naar het hemelse. Daarom schaamt Zich God hunner niet, om hun God genaamd te worden; want Hij had hun een stad bereid.
 schaamt Zich God hunner niet, Dat is, verontwaardigt zich niet.
,
 genaamd te worden; Namelijk zelfs na hun dood, gelijk hij doorgaans wordt genoemd de God van Abraham, Izak en Jakob. Zie Exo 3:6. Waaruit Christus zelf besluit, dat deze dan niet alleen kinderen Gods waren, terwijl zij op aarde leefden, maar dat hunne lichamen ook weder zouden opstaan, zo God niet is een God van doden, maar van levenden, Mat 22:31-32.
,
 een stad bereid Namelijk die fondamenten had in den hemel, waarin God zelf zijn heerlijkheid openbaarde, en hen als rechte burgers zou ontvangen, Phi 3:20.
17Door het geloof heeft Abraham, als hij verzocht werd, Izak geofferd, en hij, die de beloften ontvangen had, heeft zijn eniggeborene geofferd,
 als hij verzocht werd, Dat is, beproefd werd, of van God aangezocht werd, om vast bewijs te geven van zijn gehoorzaamheid; Gen 22.
,
 geofferd, Dat is, bereid geweest om te offeren, of bezig met hem te offeren.
,
 [zijn] eniggeborene geofferd, Alzo wordt Izak genoemd, omdat hij alleen uit de vrije was geboren, en Ismaël uit de dienstbare geen rechte erfgenaam was.
18( Tot denwelken gezegd was: In Izak zal u het zaad genoemd worden) overleggende, dat God machtig was, hem ook uit de doden te verwekken;
 (Tot denwelke gezegd was Of van denwelken, gelijk dit Griekse woord pros ook hiervoor genomen kan worden; Heb 1:7-8.
,
 overleggende, Dat is, bij zich door het geloof, dat vast stond op Gods beloften, besluitende of bedenkende.
19Waaruit hij hem ook bij gelijkenis wedergekregen heeft.
 bij gelijkenis Dit doet de apostel daarbij, omdat hij hem reeds voor dood moest houden, dien God beval dat geslacht zou worden; uit welken stand, als een stand des doods, hij hem daarna weder ontving; toen hem God zulks belette.
20Door het geloof heeft Izak zijn zonen Jakob en Ezau gezegend aangaande toekomende dingen.
 Jakob en Ezau Dat is, in zijn zegen het land Kanaän en daaromtrent, alzo verdeeld, en Ezau's nakomelingen aan Jakobs nakomelingen alzo onderworpen, alsof hij de volle bezitting daarvan reeds gehad had.
21Door het geloof heeft Jakob, stervende, een iegelijk der zonen van Jozef gezegend, en heeft aangebeden, leunende op het opperste van zijn staf.
 stervende, Dat is, nabij den dood zijnde, in zijn sterfziekte.
,
 heeft aangebeden, Namelijk niet zijnen staf, gelijk enigen verkeerd menen, maar op zijn staf den God zijner vaderen en den engel, die hem tot dien tijd toe had bijgestaan, en van vele zwarigheden verlost; dat is, de Zoon Gods, gelijk Gen 48:3, Gen 48:15, te zien is.
,
 op het opperste van zijn staf De Hebreeuwse tekst Gen 47:31, zegt, aan het hoofd, of hoofdeinde van het bed. Doch de Griekse overzetters hebben voor Mittah, dat is, bed gelezen Matteh; dat is, roede of staf, welke de apostel hier heeft gevolgd, alzo beide waarachtig kan zijn. Want uit de vergelijking van Gen 47:31, met Gen 48:2 blijkt, dat Jakob, als hij de zonen van Jozef en daarna ook zijn zonen zegende, op zijn heeft gezeten, en vanwege zijn zwakheid op een staf heeft gesteund, alzo zijne benen van het bed hingen, die hij na den zegen weder ingetrokken heeft; Gen 49:33.
22Door het geloof heeft Jozef, stervende, gemeld van den uitgang der kinderen Israëls, en heeft bevel gegeven van zijn gebeente.
 gemeld van den uitgang Dat is, betuigd dat God Zijn belofte zou volbrengen, van de verlossing der kinderen Israëls uit Egypte. Zie Gen 50:24, enz.
,
 van zijn gebeente Dat is, van het medenemen van zijn gebeente naar het land Kanaän, niet uit enige bijgelovigheid of om zijn gebeente daar te laten aanbidden, hetwelk nooit geschied is, maar om de gemeenschap die hij met zijne broederen aan de belofte van God had, en zijn hoop van de vervulling daarvan, ook na zijn dood, hierdoor te betuigen, en hunne nakomelingen daarin te versterken.
23Door het geloof werd Mozes, toen hij geboren was, drie maanden lang van zijn ouders verborgen, overmits zij zagen, dat het kindeken schoon was; en zij vreesden het gebod des konings niet.
 ouders verborgen, Grieks vaders dat is, ouders, namelijk Amram en Jochebed, Exo 6:19, die door de schoonheid des kinds bewogen werden, om iets bijzonders daarvan te verwachten, hetwelk de apostel hier hun geloof op Gods beloften toeschrijft. Josefus de geschiedschrijver getuigt, Antiq. lib.2, cap.5, dat de vader van Mozes door ene Goddelijke openbaring was bericht, dat deze zoon hen uit Egypte zou verlossen.
,
 zij vreesden Namelijk niet zo dat zij het kind naar het gebod des konings, zouden hebben gedood, hoewel dar enige zwakheid in hun geloof is gekomen, toen zij het evenwel daarna aan de rivier te vondeling hebben gelegd, doch met hoop, dat iemand het zou vinden en opbrengen, gelijk geschied is. Een geloof dan, al is het met zwakheid gemengd, wordt hier ook voor een waarachtig geloof gerekend.
24Door het geloof heeft Mozes, nu groot geworden zijnde, geweigerd een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden;
 groot geworden zijnde, Dat is, nu veertig jaren oud geworden zijnde, gelijk Stefanus getuigt, Act 7:23.
,
 een zoon van Faraö's dochter genoemd te worden; Want die had hem tot een zoon aangenomen, Exo 2:10; Act 7:21.
25Verkiezende liever met het volk van God kwalijk gehandeld te worden, dan voor een tijd de genieting der zonde te hebben;
 de genieting der zonde Dat is, de vermakingen en gemakken van het hof van Farao, die hij, zonder zich tegen God te bezondigen, niet kon genieten.
26Achtende de versmaadheid van Christus meerderen rijkdom te zijn, dan de schatten in Egypte; want hij zag op de vergelding des loons.
 Christus meerderen rijkdom te zijn, Dat is, die hij om de verwachting van Christus en naar Christus' voorbeeld zou moeten lijden. Zie dergelijke 2Co 1:5; Col 1:24. Want Mozes heeft ook den dag van Christus gezien en zich daarin verheugd, gelijk van Abraham gezegd wordt, Joh 8:56.
,
 op de vergelding des loons Namelijk die eeuwig en onvergankelijk zou zijn in den hemel, 1Pe 1:4-6; waar de gelovigen ook op mogen zien, als op een loon, niet dat God hun schuldig zou zijn, of dat zij zouden verdienen, maar dat God hun Vader hun als Zijne kinderen uit genade belooft te zullen geven. Zie Mat 5:10-12.
27Door het geloof heeft hij Egypte verlaten, niet vrezende den toorn des konings; want hij hield zich vast, als ziende den Onzienlijke.
 Egypte verlaten, Namelijk met het ganse volk van Israël, niettegenstaande de dreigementen van den koning. Zie Exo 10:29.
,
 hij hield zich vast, Namelijk aan Gods bevel, zonder door enige vrees daarvan te wijken. Of, hij was kloekmoedig, standvastig.
,
 ziende Namleijk door het geloof.
,
 den Onzienlijke Namelijk God. Zie Psa 56:12, en Psa 118:6; Rom 8:31.
28Door het geloof heeft hij het pascha uitgericht, en de besprenging des bloeds, opdat de verderver der eerstgeborenen hen niet raken zou.
 de besprenging des bloeds, Grieks aangieting; namelijk aan de dorpels en posten van de deuren der Israëlieten; Exo 12:21, enz.
,
 niet raken zou Dat is, niet beschadigen of beledigen.
29Door het geloof zijn zij de Rode zee doorgegaan, als door het droge; hetwelk de Egyptenaars, ook verzoekende, zijn verdronken.
 zijn zij de Rode zee doorgegaan, Namelijk Mozes, Aäron en de andere Israëlieten. Want hoewel enigen onder hen geen waarachtig geloof hadden, gelijk de apostel hiervoor, Heb 3:18, getuigd heeft, nochtans zo zijn er ook vele ware gelovigen met hem geweest. Zie hiervoor Heb 3:16, op welke hier eigenlijk gezien wordt.
30Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen, als zij tot zeven dagen toe omringd waren geweest.
 het geloof zijn de muren van Jericho gevallen, Namelijk van Jozua en van de andere vrome Israëlieten, gelijk in vs.29.
,
 omringd waren geweest Namelijk van het leger der Israëlieten met bazuingeluid; Jos 6:20.
31Door het geloof is Rachab, de hoer, niet omgekomen met de ongehoorzamen, als zij de verspieders met vrede had ontvangen.
 de hoer, Het Hebreeuwse woord zonah betekent ook ene waardin, en de verspieders zijn in haar huis gegaan om te overnachten, Jos 2:1. Doch dewijl de apostel alhier, gelijk ook Jakobus in zijn brief, Jam 2:25, haar ene hoer noemt, zo schijnt dat zij van beide deze dingen belijdenis gedaan heeft; gelijk onder de heidenen meermalen geschiedde, dewijl ook van haren man geen gewag wordt gemaakt, Jos 2:18. Dan, daarna tot God gekeerd zijnde, is zij een exempel van geloof en vroomheid geworden en onder de Israëlieten getrouwd met Salmon, den vader van Boaz, een der voorouders van David en vervolgens ook van Christus. Zie Mat 1:5.
,
 de ongehoorzamen, Dat is, de andere halsstarrige en onboetvaardige mensen binnen Jericho.
,
 met vrede had ontvangen Dat is, beleefd en hun in alles behulpzaam zijnde.
32En wat zal ik nog meer zeggen? Want de tijd zal mij ontbreken, zou ik verhalen van Gideon, en Barak, en Samson, en Jeftha, en David, en Samuël, en de profeten;
 de profeten; Namelijk die na Samuël en David onder het volk van Israël zijn geweest.
33Welken door het geloof koninkrijken hebben overwonnen, gerechtigheid geoefend, de beloftenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt;
 koninkrijken hebben overwonnen, Namelijk als Jozua een en dertig koningen, en David al de omliggenden rondom het land Kanaän heeft overwonnen.
,
 gerechtigheid geoefend, Namelijk niet alleen in het leiden van een rechtvaardig leven, maar ook in het oefenen van openlijke rechtzaken, gelijk vele godzalige rechters en koningen hebben gedaan.
,
 de beloftenissen verkregen, Dat is, de vervulling der beloften, die hun geschied waren, gelijk daar was de bezitting van het land Kanaän en van enige bijzonder weldaden, als aan Sara, Anna, enz., en ook in het algemeen van vergeving der zonden, aanneming tot kinderen en de erve van het eeuwige leven. Zie hiervoren vs.16; Act 15:11.
,
 de muilen der leeuwen toegestopt; Namelijk gelijk Simson, Jdg 14:6; David, 1Sa 17:34, en Daniël, Dan 6:23.
34De kracht des vuurs hebben uitgeblust, de scherpte des zwaards zijn ontvloden, uit zwakheid krachten hebben gekregen, in den krijg sterk geworden zijn, heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht;
 De kracht des vuurs hebben uitgeblust, Namelijk gelijk de metgezellen van Daniël; Dan 3:25.
,
 de scherpte des zwaards zijn ontvloden, Grieks de monden des zwaards; namelijk gelijk David het zwaard van Saul, 1Sa 20; Elia het zwaard van Achab, 1Ki 19; Elisa het zwaard der Syriërs, 2Ki 6.
,
 uit zwakheid krachten hebben gekregen, Namelijk gelijk Job, Job 42; David, Psa 6; Hiskia, Isa 38.
,
 in den krijg sterk geworden zijn, Namelijk gelijk vele rechters en koningen.
,
 heirlegers der vreemden op de vlucht hebben gebracht Namelijk gelijk Jonathan; 1Sa 14.
35De vrouwen hebben hare doden uit de opstanding weder gekregen; en anderen zijn uitgerekt geworden, de aangeboden verlossing niet aannemende, opdat zij een betere opstanding verkrijgen zouden.
 De vrouwen hebben hare doden Als de weduwe van Sarepta door Elia; 1Ki 17, en de Sunamietische vrouw, 2Ki 4, door Elisa.
,
 uit de opstanding [weder-]gekregen; Dat is, nadat zij door de profeten uit den dood opgewekt waren.
,
 uitgerekt geworden, Namelijk als het vel op een trommel, om daarna met stokken ter dood geslagen en gepijnigd te worden, gelijk het Griekse woord medebrengt. En hier ziet de apostel ook op het voorbeeld van Eleazarus en dergelijke pijnigingen onder den tiran Antiochus, waarvan te lezen is 2Mach.6:18, enz.
,
 de [aangeboden] Namelijk die door de dienaars van Antiochus was aangeboden, indien hij maar toegaf tegen Gods wet te doen, gelijk zij verzochten.
,
 een betere opstanding verkrijgen zouden Namelijk hiernamaals ten uitersten dage; Dan 12:2.
36En anderen hebben bespottingen en geselen geproefd, en ook banden en gevangenis;
 bespottingen en geselen geproefd, Namelijk gelijk Micha, 1Ki 22, Amos, Jeremia, enz.
37Zijn gestenigd geworden, in stukken gezaagd, verzocht, door het zwaard ter dood gebracht; hebben gewandeld in schaapsvellen en in geitenvellen; verlaten, verdrukt, kwalijk gehandeld zijnde;
 gestenigd geworden, Als Zacharias de zoon van Jojada; 2Ch 24.
,
 in stukken gezaagd, Gelijk de oude Joodse geschiedenissen getuigen van Jesaja onder de tirannie van Manasse. Waaruit blijkt, dat de apostel niet alleen uit de Schrift, maar ook uit andere den Hebreën bekende geschiedenissen voorbeelden verhaalt; gelijk bij vs.35 ook is aangetekend.
,
 verzocht, Namelijk door zware dreigementen en pijnigingen.
,
 door het zwaard ter dood gebracht; Grieks door den dood van het zwaard; gelijk velen ten tijde van Manasse, 2Ki 21:16, en onder andere tirannen.
,
 hebben gewandeld Grieks hebben omgegaan; namelijk hier en daar dwalende.
,
 schaapsvellen Gelijk van Elia betuigd wordt, 2Ki 1:8, en gelijk der profeten dracht in het algemeen was, gelijk te zien is Zec 13:4.
38( Welker de wereld niet waardig was) hebben in woestijnen gedoold, en op bergen, en in spelonken, en in holen der aarde.
 niet waardig was De wereldse mensen hielden zulke gelovigen voor uitvaagsel der wereld, maar de apostel getuigt daarentegen, dat de wereld hun niet waardig was, en dat daarom God hen als buiten het gezelschap der wereld onderhield; gelijk David lang in de wildernissen dwaalde, 1 Sam. 22, 23, 24; Elia onder Achab, 1Ki 19, en die honderd profeten die in de spelonken verstoken waren, 1Ki 18, gelijk ook vele anderen, waarvan de geschiedenissen gewag maken.
39En deze allen, hebbende door het geloof getuigenis gehad, hebben de belofte niet verkregen;
 deze allen, Namelijk van wie in dit hfdst. melding wordt gemaakt.
,
 hebben de belofte niet verkregen; Dat is, de beloofde zaak, namelijk Christus in het vlees geopenbaard, met de vervulling van al de schaduwen van het Oude Testament, en den stand der Kerk onder Hem door de gehele wereld beloofd. Zie Luk 10:23-24.
40Alzo God wat beters over ons voorzien had, opdat zij zonder ons niet zouden volmaakt worden.
 wat beters over ons voorzien had, Namelijk dat in onzen tijd dit alles zou volbracht worden.
,
 opdat zij Of zo dat zij zonder ons, enz.
,
 zonder ons niet zouden volmaakt worden Sommigen verstaan dit van hunne zaligheid in den hemel; doch dit zou strijden tegen hetgeen op het exempel van Henoch is aangetekend, vs.5, en tegen hetgeen van hun hoop hiervoren is gezegd, vs.16, en tegen de belofte van Christus, Mat 5:12, en andere plaatsen der Schrift, ook tegen den tijd waarin Paulus dit schreef, toen Christus lang was opgevaren ten hemel, en derhalve ook de voorvaders in den hemel, zelfs naar hun gevoelen waren gebracht. Zo wordt dan dit verstaan van de komst van Christus in het vlees, en van de volmaking van den stand der Kerk onder het Nieuwe Testament, gelijk tevoren is aangewezen. Want ware de volmaaktheid in het Oude Testament geweest, zo zou het Nieuwe niet nodig zijn geweest, en zij zouden hunnen volmaking uit een andere oorzaak hebben gehad dan wij. Zonder ons, kan dan geschikt genomen worden voor: door een andere oorzaak dan wij.
Copyright information for DutSVVA