Hebrews 2:11

11Want en Hij, Die heiligt, en zij, die geheiligd worden, zijn allen uit een; om welke oorzaak Hij Zich niet schaamt hen broeders te noemen.
 en Hij, Die heiligt, Deze regel is genomen uit de wijze van heiligen in het Oude Testament, waar de hogepriester, en de anderen die hij heiligde, van eenzelfde natuur en oorsprong waren. Waar ook de eerstelingen waren van ééne natuur en oorsprong met de gehele massa, die daardoor geheiligd werden. Zie Rom 11:16; Heb 5:1.
,
 uit één; Het Griekse woord Henos, dat is, een massa, kan òf een Vader, òf, een natuur, betekenen. Doch daar de engelen ook een algemenen Vader, namelijk God, hebben, met de gelovigen, en de apostel hier wil bewijzen, dat Christus met Zijn gelovigen ééne gemeenschap heeft, die Hij met de engelen niet heeft, zo moet het woord een hier noodwendig van de enigheid der natuur worden genomen, gelijk de eerstelingen en de gehele massa van ééne natuur waren.
,
 Hij Zich Namelijk de Zoon Gods, of de leidsman hunner zaligheid.
,
 niet schaamt Dat is, niet verontwaardigt, namelijk, hoewel hij zeer veel waardiger is dan zij zijn.
Copyright information for DutSVVA