Isaiah 27:4

4Grimmigheid is bij Mij niet; wie zou Mij als een doorn en distel in oorlog stellen, dat Ik tegen hem zou aanvallen, en hem te gelijk verbranden zou?
 Grimmigheid Dit spreekt de profeet in den persoon Gods, alsof hij zeide: Ik ben nu met mijn volk ganselijk verzoend, om Christus' wil. Zodat niemand mij wederom tot toorn tegen hetzelve alzo ontstoken zal, dat Ik, daartegen oorlogende, hetzelve als een distel en doorn zou worden, of hetzelve verbranden zou. O dat zij verre van mij. Sommigen verstaan dat God, gesproken hebbende van zijne liefde tot de kerk, hier nu spreekt van zijne toorn en de straffen der vijanden: het is zaak dat zij zich oprecht tot hem bekeren, en zetten het aldus over: Zo wie mij [als] een doorn en distel in oorlog zal stellen, Ik zal tegen hem aanvallen, Ik zal hem tegelijk verbranden; of hij moest mijne sterkte aangrijpen, hij moest vrede met mij maken, enz.
,
 tegen hem Te weten tegen mijnen wijngaard.
Copyright information for DutSVVA