Judges 20:4-5

4Toen antwoordde de Levietische man, de man van de vrouw, die gedood was, en zeide: Ik kwam met mijn bijwijf te Gibea, dewelke Benjamins is, om te vernachten.
 antwoordde de Levietische man, Dat is, verlof hebbende om te spreken, zo nam hij het woord, en verhaalde de ganse zaak; zie Jdg 18:14.
,
 man van de vrouw, Hoewel de vrouw zij bijwijf was, werden zij nochtans voor echte lieden gehouden; zie Jdg 19:2.
,
 gedood was, Dat is, alzo mishandeld, dat zij er van gestorven was, gelijk in het volgende verhaald wordt.
5En de burgers van Gibea maakten zich tegen mij op, en omringden tegen mij het huis bij nacht; zij dachten mij te doden, en mijn bijwijf hebben zij geschonden, dat zij gestorven is.
 tegen mij het huis bij nacht; Om mij gruwelijk te misbruiken.
,
 dachten mij te doden, Te weten, indien ik hun gruwelijke moedwilligheid niet zou hebben willen gehoorzamen; en ik had liever te sterven dan zulks te doen.
Copyright information for DutSVVA