Judges 3:5-8

5Als nu de kinderen Israëls woonden in het midden der Kanaänieten, der Hethieten, en der Amorieten, en der Ferezieten, en der Hevieten, en der Jebusieten; 6Zo namen zij zich derzelver dochters tot vrouwen, en gaven hun dochters aan derzelver zonen; en zij dienden derzelver goden. 7En de kinderen Israëls deden, dat kwaad was in de ogen des Heeren, en vergaten den Heere, hun God, en zij dienden de Baäls en de bossen.
 bossen Versta, gewijde, afgodische bossen en bomen, die ter ere der heidense afgoden en tot hun dienst geplant of geordineerd waren; of, de bosgoden, alzo genoemd omdat zij in dikke, duistere bossen en onder schone hoge bomen op zijn heidens geëerd werden.
8Toen ontstak de toorn des Heeren tegen Israël; en Hij verkocht hen in de hand van Cuschan Rischataim, koning van Mesopotamië; en de kinderen Israëls dienden Cuschan Rischataim acht jaren.
 verkocht hen Zie boven, Jdg 2:14.
,
 Mesopotámië; Hebreeuws, Aram-Naharaïm; dat is, Syrië der twee rivieren; alzo wordt Mesopotamië in het Grieks om dezelfde oorzaak genoemd. Zie Gen 24:10. Onder, vs.10, wordt het alleen Aram, dat is, Syrië, genoemd.
Copyright information for DutSVVA