Jeremiah 35:4

4En bracht hen in des Heeren huis, in de kamer der zonen van Hanan, den zoon van Jigdalia, den man Gods; welke is bij de kamer der oversten, die daar is boven de kamer van Maaseja, den zoon van Sallum, den dorpelbewaarder.
 man Gods; Dat is, profeten. Zie Deu 33:1 , en Jdg 13:6 . Deze omstandigheden dienden om aan de zaak te meer aanzien en geloof te maken bij de hardnekkige Joden.
,
 welke is Te weten kamer.
,
 oversten kamer, Of, prinsen, dat is, regeerders; versta des tempels, of des heiligdoms [zie Isa 43:28 ] , als daar waren de hoofden der priesters en Levieten, en voornamelijk de hogepriester en de naasten aan hem. Zulke Hebreeuwse woorden worden gebruikt van kerkelijke en politieke diensten. Vergelijk boven Jer 20:1 en Jer 29:26 ; idem Gen 41:45 ; Num 3:32 ; 1Co 12:28 , enz.
Copyright information for DutSVVA