Job 2:3

3En de Heere zeide tot den satan: Hebt gij ook acht geslagen op Mijn knecht Job? Want niemand is op de aarde gelijk hij, een man, oprecht en vroom, godvrezende en wijkende van het kwaad; en hij houdt nog vast aan zijn oprechtigheid, hoewel gij Mij tegen hem opgehitst hebt, om hem te verslinden zonder oorzaak.
 Hebt gij ook Zie boven, Job 1:8 .
,
 oprecht en vroom, Zie de betekenis van al deze woorden, boven, Job 1:1 .
,
 opgehitst hebt Dit is menselijker wijze gesproken van God, die de beweging der oorzaken, die buiten hem zijn, niet is onderworpen, want hem zijn al zijne werken van eeuwigheid af bekend, Act 15:18 , en Hij doet alle dingen naar den raad van zijnen wil; Eph 1:11 . Maar dit wordt zo gezegd om aan te wijzenI. dat de Satan altijd genegen is om de kinderen Gods te beschadigen;II. dat God hem gebruikt om hen te beproeven.
,
 hem Versta mede, zijn beesten en kinderen.
,
 verslinden Dat is, te verderven en als in te slokken, hetwelk was in dit werk het doel des Satans; gelijk het einde van Gods werk was zijn knecht te beproeven.
,
 zonder oorzaak Dit is, niet om zijn voorgaande zonden en boos leven. Want opdat wij dit verstaan zouden, zo geeft God van zijn vroomheid getuigenis in dit boek; Job 1:1 , Job 1:8 , en hier vs.3. Evenwel is hij niet vrij geweest van de overblijfselen der zonde, die in alle heiligen gevonden worden, ook naar zijn eigen bekentenis. Zie onder, Job 7:20-21 , en Job 9:2 , en Job 13:23 , Job 13:26 . Het Hebreeuwse woord hinnam is in denzelfden zin, alzo het hier overgezet is, genomen 1Sa 19:5 , en 1Sa 25:31 , en Psa 35:7 , enz.
Copyright information for DutSVVA