Job 23:12

12Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd.
 Zijner lippen Dat is, door zijn lippen of mond uitgesproken; dat is, door zichzelven, of door zijn dienaren.
,
 bescheiden deel Versta, het dagelijks gezet en verordend onderhoud mijns lichaams; dat is, zoveel mij daartoe nodig, of van God bescheiden is. Alzo Gen 47:22 ; Pro 30:8 , en Pro 31:15 .
,
 weggelegd Dat is, in goede bewaring der memorie gehouden, en als een waardigen schat in het binnenste mijns harten opgesloten, om daaraan te gedenken in al mijn doen en laten. Alzo Psa 119:11 ; Pro 2:1 , Pro 2:7 , en Pro 7:1 .
Copyright information for DutSVVA