Job 23:12
12Het gebod Zijner lippen heb ik ook niet weggedaan; de redenen Zijns monds heb ik meer dan mijn bescheiden deel weggelegd. ▼▼ Zijner lippen Dat is, door zijn lippen of mond uitgesproken; dat is, door zichzelven, of door zijn dienaren.
,
▼
,
▼▼ weggelegd Dat is, in goede bewaring der memorie gehouden, en als een waardigen schat in het binnenste mijns harten opgesloten, om daaraan te gedenken in al mijn doen en laten. Alzo Psa 119:11 ; Pro 2:1 , Pro 2:7 , en Pro 7:1 .
Copyright information for
DutSVVA