Job 37

1Ook beeft hierover mijn hart, en springt op uit zijn plaats.
 hierover Te weten, over de werken Gods, die ik nu verhalen zal.
,
 springt Hebreeuws, wordt verzet, of versteld.
2Hoort met aandacht de beweging Zijner stem, en het geluid, dat uit Zijn mond uitgaat!
 Hoort Hebreeuws, horende hoort.
,
  Zijner stem, Te weten, Gods. Versta, den donder. Alzo onder, vs.4,5; Psa 29:3 .
,
 geluid, Anders, gerommel, of gedreun. Hebreeuws, spraak.
,
  dat Dat is, dat door zijn bevel geschiedt. Vergelijk Deu 8:3 , en de aantekening.
3Dat zendt Hij rechtuit onder den gansen hemel, en Zijn licht over de einden der aarde.
 Dat zendt Te weten, het geluid des donders.
,
 Hij rechtuit Te weten, God.
,
 Zijn licht Dat is, Gods bliksem en weerlicht. Alzo boven, Job 36:30 .
,
 einden Hebreeuws, vleugelen. Alzo onder, Job 38:13 ; Isa 11:12 .
4Daarna brult Hij met de stem; Hij dondert met de stem Zijner hoogheid, en vertrekt die dingen niet, als Zijn stem zal gehoord worden.
 Daarna Te weten, na het zenden des lichts, vermeld in vs.3.
,
 de stem; Dat is, met den donder. Elihu wil niet zeggen dat het geklater des donders natuurlijk geschiedt na den bliksem, maar hij ziet op hetgeen de mensen eerst gewaar worden, want het licht des bliksems valt eer in het gezicht dan het geluid des donders in de oren.
,
 die dingen niet, Te weten, regen, hagel, wind en ander onweder, dat met den donder pleegt verenigd te zijn. Of, men kan invoegen het woord, die [ bliksemen ].
5God dondert met Zijn stem zeer wonderlijk; Hij doet grote dingen, en wij begrijpen ze niet. 6Want Hij zegt tot de sneeuw: Wees op de aarde; en tot den plasregen des regens; dan is er de plasregen Zijner sterke regenen.
 zegt Gods zeggen is zijn doen. Zie Gen 1:3 .
,
 den plasregens Te weten, gebiedt God dat hij op de aarde vallen zou.
,
 plasregen Hebreeuws, de plasregens der regens zijner sterkte.
7Dan zegelt Hij de hand van ieder mens toe, opdat Hij kenne al de lieden Zijns werks.
 Dan Te weten, als het zeer sneeuwt of regent.
,
 zegelt Dat is, sluit de handen toe, dat zij op het veld niet werken kunnen door het onweder. Hebreeuws, in, of op de hand.
,
 van ieder mens Dat is, van alle landbouwers.
,
 kenne Dat is, opdat de landbouwer door de gelegenheid van den stilstand des werks, uit een ieder zijner werklieden tehuis op zijn gemak vernemen zou, hoe het met hun ganse werk te veld gesteld is. Anders, tot kennis aller mensen, die Hij gemaakt heeft.
8En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen.
 En het gedierte Te weten, als het onweder is; gelijk in vs.7.
,
 loerplaatsen, Het Hebreeuwse woord betekent zulke plaatsen, waarin de beesten niet alleen schuilen voor het onweder, maar ook loeren op hun aas; vergelijk onder, Job 39:2 .
,
 en blijft Hebreeuws, woont in zijne woningen.
9Uit de binnenkamer komt de wervelwind, en van de verstrooiende winden de koude.
 binnenkamer Vergelijk boven, Job 9:9 , en de aantekening. Sommigen verstaan de dikke wolken of andere verborgen schatkamers, waar de winden uit voortkomen.
,
 verstrooiende Die uit het noorden komen.
10Door zijn geblaas geeft God de vorst, zodat de brede wateren verstijfd worden.
 zijn Versta den wind, die ook zo genaamd wordt 2Sa 22:16 ; Psa 18:16 . Hebreeuws, door het geblaas Gods geeft Hij de vorst.
,
 brede wateren Hebreeuws, de breedte der wateren in klontering, of pranging, of praming, of stijvigheid en vastigheid is; dat is vast ineengedrongen en geklonterd door de koude.
11Ook vermoeit Hij de dikke wolken door klaarheid; Hij verstrooit de wolk Zijns lichts.
 door klaarheid; Namelijk, mits die door het schijnsel der zon te verdunnen, te verdelen en te verstrooien. Anders, door bevochtiging [der aarde]; dat is, als Hij de wolken zeer ontsluit om water uit te gieten; waardoor de wolken bij gelijkenis van degenen, die veel werk doen, worden gezegd vermoeid te worden.
,
 de wolk Dat is, waardoor Hij licht en klaarheid voortbrengt, als zij verstrooid is. Of, versta, de wolk van zijn weerlicht, of bliksems, waardoor God het weerlicht of den bliksem doet voortschieten. Anders, Hij verstrooit de wolken zijns regens. Vergelijk boven, Job 36:30 , met de aantekening.
12Die keert zich dan naar Zijn wijzen raad door ommegangen, dat zij doen al wat Hij ze gebiedt, op het vlakke der wereld, op de aarde.
 Die keert Te weten, de wolk, van welke in vs.11 gesproken is.
,
 wijzen raad Het Hebreeuwse woord betekent meest vlijtige kloekheid en beraadzaamheid in het regeren; gelijk de stuurlieden ter zee met bijzondere behendigheid hun schip weten te sturen en ter gewenste plaats te brengen. Alzo hier, Pro 1:5 , en Pro 11:14 , en Pro 20:18 , en Pro 24:6 . Elders wordt het in het kwade genomen voor des bozen listige en schalkse raadslagen; gelijk Pro 12:5 .
,
 door ommegangen, Te weten, waardoor de wolk van het ene oord der lucht in het andere gedreven wordt, geleid zijnde door Gods voorzienigheid, naar de orde, die Hij in de natuur gesteld heeft.
,
 dat zij doen Te weten, niet alleen de wolk, maar ook al de andere voorverhaalde schepselen, als de winden, de sneeuw, de regen, enz.
,
 gebiedt, Dat is, al wat Hij daardoor doet. Zie boven, Job 36:32 .
,
 op het vlakke Hebreeuws, op het aangezicht der aarde. Vergelijk Gen 1:2 .
13Hetzij dat Hij die tot een roede, of tot Zijn land, of tot weldadigheid beschikt.
 die tot Te weten, de wolk.
,
 roede, Dat is, kastijding en straf voor de mensen; zie boven, Job 9:34 .
,
 Zijn land, Dat is, om het land met al de andere schepselen, die daarin zijn, naar zijn goed welbehagen te bezoeken. Zij worden Gods genaamd, omdat zij Hem toebehoren, zijnde van Hem geschapen.
,
 weldadigheid Te weten, om die tegen de mensen te bewijzen.
,
 beschikt Hebreeuws, doet vinden.
14Neem dit, o Job, ter ore; sta, en aanmerk de wonderen Gods. 15Weet gij, wanneer God over dezelve orde stelt, en het licht Zijner wolk laat schijnen?
 dezelve Te weten, wolken. Anders, wonderen.
,
  orde stelt, Te weten, om door dezelve te werken; of, op die [zijn hart] stelt; dat is, achtgeeft, met een voornemen, om door dezelve zijn weldaden te bewijzen, of oordelen uit te voeren.
,
 licht Dat is, den bliksem en het weerlicht, alzo boven, vs.3, en Job 36:30 . Hij wil zeggen, dewijl Job zodanige natuurlijke dingen ten volle niet kon begrijpen, dat hij nog veel minder den grond van Gods oordelen kon uitvinden.
16Hebt gij wetenschap van de opwegingen der dikke wolken; de wonderheden Desgenen, Die volmaakt is in wetenschappen?
 opwegingen Dat is, van de manier, op welke de wolken in de lucht worden opgehangen als in een gelijke weegschaal, dat zij niet ten enenmale nedervallen op de aarde.
,
 Desgenen, Dat is, Gods, wiens wijsheid volkomen is in het beschikken, en kracht in het uitvoeren van al zijne werken; vergelijk 1Sa 2:3 .
17Hoe uw klederen warm worden, als Hij de aarde stil maakt uit het zuiden?
 Hoe uw klederen Alsof hij zeide: Kunt gij ook dit geringe stuk ten volle wel begrijpen, hoe de kleding aan uw lijf warm wordt door de verwarmde lucht. Weliswaar dat Job dit wel enigszins verstaan kon; maar Elihu spreekt van een volmaakte doorgronding aller omstandigheden, om ten volle te weten hoe, waarom, wanneer, waar, over wien de Heere zulks wil doen.
,
 Hij de aarde Te weten, God.
,
 stil maakt Dat is, vrijmaakt van de winden, die koude veroorzaken.
,
 uit het zuiden? Dat is, door de zon uit het zuiden schijnende.
18Hebt gij met Hem de hemelen uitgespannen, die vast zijn, als een gegoten spiegel?
 met Hem Te weten, met God, alsof gij zijn metgezel in het scheppen der wereld geweest waart.
,
 vast zijn, Te weten, hoewel ze van een zeer dunne zelfstandigheid zijn.
,
 als een gegoten spiegel? Namelijk, vanwege haar klaarheid en doorluchtigheid. Elihu wil zeggen, naardien Job dat grote werk der schepping niet gemaakt had, noch ook zou kunnen maken, dat hij zich billijk onder dien Almogende behoorde te vernederen, voornamelijk omdat men uit de volmaaktheid zijner macht moet oordelen van de volmaaktheid zijner rechtvaardigheid.
19Onderricht ons, wat wij Hem zeggen zullen; want wij zullen niets ordentelijk voorstellen kunnen vanwege de duisternis.
 Hem zeggen zullen; Te weten, God, zo wij in twist en tegenspreking met Hem komen zouden, gelijk gij dan wilt, om uw recht tegen Hem te verdedigen. Zie boven, Job 13:3 , en Job 23:3-4 , enz., en Job 31:35 .
,
 ordentelijk Te weten, waartoe noch stof van redenen, noch bekwaamheid van woorden, noch kunst van stellen vindende.
,
 de duisternis Te weten, van ons verstand, hetwelk niet ten volle Gods werken kan doorgronden, veelmin in samenspreking bestaan tegen zijn wijsheid.
20Zal het Hem verteld worden, als ik zo zou spreken? Denkt iemand dat, gewisselijk, hij zal verslonden worden.
 Hem Te weten, Gode; dat is, zal iemand Gode durven verhalen en voorstellen, hetgeen ik zou mogen voorgenomen hebben kwalijk van God te spreken?
,
 zo Te weten, gelijk gij, o Job, van God en zijn regering gesproken hebt.
,
 Denkt iemand Hebreeuws, zegt; te weten in zijn hart; dat is, denkt iemand. Zie Gen 20:11 ; of zegt hij; te weten, met den mond.
,
 dat, Te weten, dat hij zulke woorden Gode zou durven voordragen.
,
 verslonden worden Namelijk, van de majesteit Gods.
21En nu ziet men het licht niet als het helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert;
 licht Dat is, de zon, als zij in haar vollen glans is en de lucht doorstralende. Zie boven, Job 25:3 . De zin is, dewijl wij de zon, als zij ten allerklaarste schijnt, met onze ogen niet kunnen aanschouwen, hoeveel minder kunnen wij de oneindelijke majesteit Gods verdragen en zijn verborgen oordelen met ons verstand begrijpen?
,
 dien zuivert; Te weten, hemel.
22Als van het noorden het goud komt; maar bij God is een vreselijke majesteit!
 noorden Te weten, als de hemel door den noordenwind gezuiverd en klaar gemaakt is; vergelijk boven, vs.9.
,
 het goud Versta, schoon en klaar weder met zonneschijn, welke bij het goud wordt vergeleken, om zijn klaarheid en zuiverheid. Vergelijk Zec 4:12 , met de aantekening.
,
 komt; Dat is, zich uitspreidt in de lucht.
,
 vreselijke majesteit Te weten, welker glans oneindig meerder is dan van de zon. Anders, bij den vreeslijken God is majesteit.
23Den Almachtige, Dien kunnen wij niet uitvinden; Hij is groot van kracht; doch door gericht en grote gerechtigheid verdrukt Hij niet.
 doch Dat is, hoewel Hij almogend is, nochtans zal Hij zijn grote kracht niet gebruiken, om naar het hoogste recht hier met den mens te handelen. Anders, Hij is groot van kracht en van oordeel, en van grote gerechtigheid, Hij verdrukt niet.
24Daarom vrezen Hem de lieden; Hij ziet geen wijzen van harte aan.
 Hij ziet De zin is, dat God, om barmhartigheid en weldadigheid tegen de mensen te bewijzen, wordt bewogen, niet door iets da Hij in den mens ziet, al ware hij een van de allerwijste, maar alleen door zijn liefde, die Hij ons toedraagt in den Messias, en dat tot verheerlijking zijns heiligen naams.
,
 wijzen Dat is, die een kloek en wijs verstand hebben. Alzo Exo 28:3 , en Exo 31:6 , en Exo 35:25 ; vergelijk ook boven, Job 9:4 , en de aantekening. Anders, Hij ziet geen wijzen van hart; of, zal Hij niet alle wijzen van hart aanzien? dat is, achtnemen op degenen, die recht wijs zijn?
Copyright information for DutSVVA