Micah 2:12-13

12Voorzeker zal Ik u, o Jakob! gans verzamelen; voorzeker zal Ik Israëls overblijfsel vergaderen; Ik zal het te zamen zetten als schapen van Bozra; als een kudde in het midden van haar kooi zullen zij van mensen deunen.
 Voorzeker zal Ik u, o Jakob, gans verzamelen; Hebr. verzamelende zal ik verzamelen, en zo, vergaderende vergaderen. Deze twee volgende verzen nemen vele uitleggers als een schone Evangelische belofte van de vergadering van de algemene kerk door hare Koning, de Messias Jezus Christus, omdat de profetische stijl, in zulke zaken gebruikelijk, dat schijnt te vereisen, en God dikwijls onder zijn allerzwaarste bestraffingen en dreigementen, tot troost van zijn gelovigen, zeer lieflijke genadebeloften pleegt in te mengen. [Verg. inzonderheid Jer 16:14-15 ; Hos 2:13 , enz. Zie ook onder Mic 3:12 en Mic 4:1 , enz.] De christelijke lezer kan ook hiermee vergelijken Jer 31:10 ; Hos 1:11 , en Hos 3:5 , enz. inzonderheid Eze 36:37-38 ; Zec 2:4 . Doch anderen, ziende op het voorgaande en volgende, houden het voor een profetie van de belegeringen en benauwingen en verwoesting van de tien stammen en Juda, door de Assyriërs en Babyloniërs, en van de gevankelijke weggevoering van hun beide koningen, Hosea en Zedekia, 2Ki 17:4 , enz. en 2Ki 18:10 , enz., en 2Ki 25:6-7 , waarvan de verstandige lezer zal kunnen oordelen en zien een dergelijk plaats Zec 10:3-5 met de aantekening.
,
 Bozra Een veerijke plaats van de Moabieten. Zie 2Ki 3:4 , en Jer 48:24 , met de aantekening.
,
 kooi Of stalling.
13De doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun koning zal voor hun aangezicht henengaan; en de Heere in hun spits.
 zal voor hun aangezicht optrekken; Hebr. is opgetogen, en zo in het volgende; dat is, zal zekerlijk optrekken. God zal alle vijandelijke beletselen van zijn genadewerk uit de weg ruimen, en de baan [gelijk men zegt] klaar en de weg openmaken. Maar anderen duiden het op de vijanden, gelijk op vs.12. is aangetekend waarvan de woorden doorbreker en doorbreken veel gebruikt worden. Zie Psa 17:4 . Doch wanneer God zijn volk lichamelijk en geestelijk verlost, vernielt Hij ook wel met geweld zijne en zijner kerk lichamelijke en geestelijke vijanden. Zie 2Sa 5:20 ; Isa 28:21 , en Isa 63:3-5 , Mic 4:13 . enz.
,
 koning zal voor hun aangezicht henengaan; Zie vs.12.
,
 spits Hebr. hoofd; dat is vooraan; als de voortocht nemende onder zijn volk; verg. Isa 52:12 . Anderen verstaan dat God, als zijns volk vijanden en tegenpartij geworden zijnde, met de vijand zal zijn, en dien als een veldoverste geleiden tegen zijn verworpen volk. Verg. Isa 63:10 ; Jer 21:5 .
Copyright information for DutSVVA