Micah 2:13

13De doorbreker zal voor hun aangezicht optrekken; zij zullen doorbreken, en door de poort gaan, en door dezelve uittrekken; en hun koning zal voor hun aangezicht henengaan; en de Heere in hun spits.
 zal voor hun aangezicht optrekken; Hebr. is opgetogen, en zo in het volgende; dat is, zal zekerlijk optrekken. God zal alle vijandelijke beletselen van zijn genadewerk uit de weg ruimen, en de baan [gelijk men zegt] klaar en de weg openmaken. Maar anderen duiden het op de vijanden, gelijk op vs.12. is aangetekend waarvan de woorden doorbreker en doorbreken veel gebruikt worden. Zie Psa 17:4 . Doch wanneer God zijn volk lichamelijk en geestelijk verlost, vernielt Hij ook wel met geweld zijne en zijner kerk lichamelijke en geestelijke vijanden. Zie 2Sa 5:20 ; Isa 28:21 , en Isa 63:3-5 , Mic 4:13 . enz.
,
 koning zal voor hun aangezicht henengaan; Zie vs.12.
,
 spits Hebr. hoofd; dat is vooraan; als de voortocht nemende onder zijn volk; verg. Isa 52:12 . Anderen verstaan dat God, als zijns volk vijanden en tegenpartij geworden zijnde, met de vijand zal zijn, en dien als een veldoverste geleiden tegen zijn verworpen volk. Verg. Isa 63:10 ; Jer 21:5 .
Copyright information for DutSVVA