Psalms 38

1Een psalm van David, om te doen gedenken. [038:2] O Heere! straf mij niet in Uw groten toorn, en kastijd mij niet in Uw grimmigheid.
 gedenken Aan de grote benauwdheid, waarin hij was geweest, en aan de genade des Heeren, die hem daaruit verlost had. Verg. Psa 132:1 . Isa 63:7 .
2[038:3] Want Uw pijlen zijn in mij gedaald, en Uw hand is op mij nedergedaald.
 straf Verg. Psa 6 .
,
 groten Of, verbolgenheid.
3[038:4] Er is niets geheels in mijn vlees, vanwege Uw gramschap; er is geen vrede in mijn beenderen, vanwege mijn zonde.
 pijlen Door de pijlen en de hand Gods verstaat hij hier zijn zware krankte. Zie Deu 32:23 . Job 6:4 .
,
 gedaald Dat is, zij zijn alzo in mij geschoten, dat zij diep zijn ingedrongen.
4[038:5] Want mijn ongerechtigheden gaan over mijn hoofd; als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden.
 vrede Dat is, geen rust, geen ophouden van pijn in mijn lichaam. Verg. Psa 35:10 ; Psa 51:10 .
5[038:6] Mijn etterbuilen stinken, zij zijn vervuild, vanwege mijn dwaasheid.
 gaan over Gelijk de waterbaren, die tot over iemands hoofd gaan, gelijk Psa 42:8 . Aldus vergroot de profeet zijne zonden, mitsgaders hare straffen. Verg. Psa 40:13 .
6[038:7] Ik ben krom geworden, ik ben uitermate zeer nedergebogen; ik ga den gansen dag in het zwart.
 dwaasheid Of, onbedachtzaamheid, onbezonnenheid, onvoorzichtigheid: waardoor hij zijne zonden en gebreken verstaat. Verg. vs.4, en onder, Psa 69:6 .
7[038:8] Want mijn darmen zijn vol van een verachtelijke plage, en er is niets geheels in mijn vlees.
 krom Of, misstaltig, ongestalte.
,
  zwart Zie Psa 35:14 . Dit kan men duiden op de uiterlijke rouwtekenen in kleding en inwendigen rouw des harten. Of, zwart, ziende op de mismaaktheid van zijn lichaam vanwege zijn ziekte.
8[038:9] Ik ben verzwakt, en uitermate zeer verbrijzeld; ik brul van het geruis mijns harten.
 verachtelijke Anders, brand, alsof zij geroosterd en voorts verdord waren.
9[038:10] Heere! voor U is al mijn begeerte; en mijn zuchten is voor U niet verborgen.
 brul Ik roep als een leeuw.
,
 geruis Of, briesen; dat is, gelijk een leeuw briest, of de zee bruist; [waar van het Hebr. woord ook genoemen wordt, Isa 5:30 .] alzo is mijn hart zeer onrustig en woelende. Anders, zuchten.
10[038:11] Mijn hart keert om en om, mijn kracht heeft mij verlaten; en het licht mijner ogen, ook zij zelven zijn niet bij mij. 11[038:12] Mijn liefhebbers en mijn vrienden staan van tegenover mijn plage, en mijn nabestaanden staan van verre.
 keert om Of, klopt.
,
  kracht Verg. Psa 40:13 .
,
 zij zelven Te weten, mijne ogen; hij wil zeggen dat zijn gezicht zeer verdorven is, alsof hij [om zo te spreken] geen ogen had. Of, versta, zij zelve, voor de kracht en het licht zijner ogen.
12[038:13] En die mijn ziel zoeken, leggen mij strikken; en die mijn kwaad zoeken, spreken verdervingen, en zij overdenken den gansen dag listen.
 tegenover Dat is, zij houden zich van mij af, mijne ellende als van verre aanziende; waaruit sommigen afnemen dat het de pestilentie of immers enige andere besmettelijke of vuile krankheid geweest is.
13[038:14] Ik daarentegen ben als een dove, ik hoor niet, en als een stomme, die zijn mond niet opendoet.
 En die Hij wil zeggen: Boven al dat houden mijne tegenpartijders niet op mij te vervolgen; vrienden verlaten mij en vijanden vervolgen mij.
,
 mijn ziel Dat is, naar mijn leven staan. Zie Exo 4:19 ; 2Sa 4:8 .
,
 verdervingen Of, allerlei verdriet, argheid, rampzaligheid.
14[038:15] Ja, ik ben als een man, die niet hoort, en in wiens mond geen tegenredenen zijn. 15[038:16] Want op U, Heere! hoop ik; Gij zult verhoren, Heere, mijn God!
 tegenredenen Alsof ik schuldig ware en geen stof had om mij te verantwoorden.
16[038:17] Want ik zeide: Dat zij zich toch over mij niet verblijden! Wanneer mijn voet zou wankelen, zo zouden zij zich tegen mij groot maken. 17[038:18] Want ik ben tot hinken gereed, en mijn smart is steeds voor mij.
 zeide Te weten, bij mijzelven, dat is, ik dacht, of ik zeide; te weten, in mijn gebed tot U.
,
 groot maken Gelijk Psa 35:26 . Zie aldaar.
18[038:19] Want ik maak U mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde.
 Want Dat is, dewijl ik toch zo gesteld ben, dat ik naar menselijke waarschijnlijkheid onder dezen last zou moeten bezwijken, zo is het te meer nodig dat Gij mij helpt, om mijnen vijanden gene oorzaak van vreugde te geven. Verg. Psa 35:15 . Job 12:5 . met de aantekening.
19[038:20] Maar mijn vijanden zijn levende, worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten, worden groot. 20[038:21] En die kwaad voor goed vergelden, staan mij tegen, omdat ik het goede najaag.
 levend Of, worden al levende machtig. Hij wil zeggen: Terwijl ik beladen ben met bekommernis en smart, leven zij in voorspoed, wellust en onbekommerd, worden vet, grof en sterk; gelijk David elders dikwijls klaagt.
,
 groot Of, vermenigvuldigd.
21[038:22] Verlaat mij niet, o Heere, mijn God! wees niet verre van mij.
 staan Gelijk satans; welken naam de duivel heeft van dit Hebr. woord Verg. 2Sa 19:22 . en zie Job 1:6 .
22[038:23] Haast U tot mijn hulp, Heere, mijn Heil!
Copyright information for DutSVVA