Psalms 46

1Een lied op Alamoth, voor den opperzangmeester, onder de kinderen van Korach. [046:2] God is ons een Toevlucht en Sterkte; Hij is krachtelijk bevonden een Hulp in benauwdheden.
 lied Verg. Psa 48:1 .
,
  alámoth Het is onzeker wat dit woord betekent sommigen houden het [gelijk andere dergelijke woorden] voor een muzikaal instrument, of een begin van een zeker lied; anderen, omdat het Hebr. woord maagden betekent verborgen te zijn, vertalen het: maagden [stem], alsof de mening was dat deze psalm met een fijne en reine stem (gelijk maagden veel hebben) moest gezongen worden. Dit zelfde woord wordt ook gevonden in het verhaal van de muziek van den godsdienst, 1Ki 15:20 , en schijnt aldaar gesteld te zijn tegen een luide, hoge, of grove muziek. Zie de aantekening bij 1Ki 15:20 .
,
 opperzangmeester Zie Psa 4:1 .
,
 kinderen Zie Psa 42:1 .
,
 krachtiglijk Hebr. zeer. Of, aldus: een zeer vindelijke; (dat is gerede, tegenwoordige) hulp in benauwdheden.
,
 bevonden Anders, genoegzaam. Zie Num 11:22 .
2[046:3] Daarom zullen wij niet vrezen, al veranderde de aarde haar plaats, en al werden de bergen verzet in het hart der zeeën;
 de aarde Of, al veranderde Hij [te weten, God] de aarde [van plaats]. Door deze figuurlijke redenen wordt afgemaald het schrikkelijk gewoel en geraas der vijanden van Gods kerk, die Hij wel toelaat gruwelijk en geweldiglijk te razen, alsof zij alles zouden bederven en verslinden, maar behoudt ondertussen zijn kerk wonderbaarlijk, boven mening en tegen dank hunner vijanden.
,
 hart Dat is, in het midden. Zie Exo 15:8 , en Deu 4:11 .
3[046:4] Laat haar wateren bruisen, laat ze beroerd worden; laat de bergen daveren, door derzelver verheffing! Sela.
 haar Te weten, der zeeën.
,
 beroerd Dat is, troebel worden, [waarop het Hebr. woord ziet] gelijk in grote stormen pleegt te geschieden. Zie van het Hebr. woord Job 16:16 .
,
 derzelver Dat is, de opzwelling der zee. Men kan het ook op God duiden, aldus: vermits zijne hoogheid, of, verheffing; gelijk Deu 33:26 . Zie aldaar de aantekening.
,
 Sela Zie Psa 3:3 .
4[046:5] De beekjes der rivier zullen verblijden de stad Gods, het heiligdom der woningen des Allerhoogsten.
 beekjes Hebr. eigenlijk verdelingen; gelijk Psa 1:3 . Dat is, armen, stromen en beken, die uit de rivier lopen of afgeleid worden, of ook, die in de rivier lopen.
,
 rivier Al is de rivier van Jeruzalem [gelijk Gion, Siloah, en andere] niet zo groot en wijd als wel andere. Zie 2Ki 5:12 , en verg. Isa 8:6 , en 2Ki 20:20 ; 2Ch 32:30 , enz. Het schijnt dat de profeet wil zeggen, bij manier van tegenstelling: Als de vijanden gelijk een schrikkelijke onstuimige zee alzo razen, gaat de rivier met hare beken fijn, stil en lieflijk in Gods stad, waar men ook in stilte op Gods bijstand vertrouwt.
,
 stad Versta, Jeruzalem, voorts Gods kerk.
,
 het heiligdom Anders, de stad Gods, van den Heilige: [gelijk God dikwijls in de Schriftuur genoemd wordt de Heilige ] de woningen des Allerhoogsten; of, des Heiligen, der woningen, enz.
5[046:6] God is in het midden van haar, zij zal niet wankelen; God zal haar helpen in het aanbreken van den morgenstond.
 haar, zij Te weten, de stad Gods.
,
 aanbreken Dat is, vroeg, tijdelijk.
6[046:7] De heidenen raasden, de koninkrijken bewogen zich; Hij verhief Zijn stem, de aarde versmolt.
 Hij verhief Te weten, de Heere. Hebr. gaf.
,
  stem Hierdoor kan men verstaan den donder. Zie boven Psa 29:3 , en verg. 1Sa 7:10 .
,
 versmolt Manier van spreken, in de Schriftuur gebruikelijk, om uit te drukken de nietigheid aller schepselen, inzonderheid der hoogmoedige mensen, die zich tegen Gods majesteit opstellen, wien hart en moed ontvatl en als was versmelt, wanneer Hij enigzins zijn hand uitstrekt. Verg. Deu 1:28 .
7[046:8] De Heere der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela.
 heirscharen Zie 1Ki 18:15 .
8[046:9] Komt, aanschouwt de daden des Heeren, Die verwoestingen op aarde aanricht.
 aanricht Of, heeft aangericht, of gemaakt, aangesteld. Verg. de geschiedenissen 2Ki 18 en 2Ki 19
9[046:10] Die de oorlogen doet ophouden tot aan het einde der aarde, den boog verbreekt, en de spies aan twee slaat, de wagenen met vuur verbrandt.
 aarde Anders, des lands; dat is in het ganse Joodse land, zover zich dat uitstrekt naar Gods belofte. Zie Psa 44:4 ; anderzins is het ook in het algemeen waarachtig, dat God degene is, die in de ganse wereld verwoesting door zijn rechtvaardig oordeel aanricht en vrede geeft, als het Hem belieft. Zie Isa 45:7 .
10[046:11] Laat af, en weet, dat Ik God ben; Ik zal verhoogd worden onder de heidenen, Ik zal verhoogd worden op de aarde.
 Laat af Dit spreekt God zelf tot de vijanden en vervolgers zijner kerk, die meenden dat zij alleen met mensen te doen hadden.
,
 heidenen Ik zal tonen [zo gij niet aflaat] dat mijne macht niet besloten is binnen de grenzen van het Joodse land, maar dat Ik daar buiten onder alle heidenen ook Heere en Rechter ben, en zal door mijne oordelen mijnen naam alom grootmaken.
11[046:12] De Heere der heirscharen is met ons; de God van Jakob is ons een Hoog Vertrek. Sela.
 heirscharen Zie 1Ki 18:15.
Copyright information for DutSVVA