Psalms 120:5-6

5O, wee mij, dat ik een vreemdeling ben in Mesech, dat ik in de tenten Kedars wone.
 in Mesech, Dat is, onder een onheilig en goddeloos volk, gelijk de nakomelingen van Mesech en Kedar waren. Zie Gen 10:2 , en Gen 25:13 .
,
 Kedars woon Kedar is geweest de zoon van Ismaël, Gen 25:13 , wiens kinderen in het steenachtig Arabië woonden en zich in tenten onthielden; Isa 21:13 , Isa 21:17 .
6Mijn ziel heeft lang gewoond bij degenen, die den vrede haten.
 Mijn ziel heeft Anders: mijne ziel, [dat is, ik] heeft voor hen lang gewoond; en, voor hen, of voor zich; dat is, naar hun dunken, gelijk Psa 123:4 .
,
 bij degenen, Met deze woorden geeft die van Mesech en Kedar verstaat.
Copyright information for DutSVVA