Psalms 148:4-6

4Looft Hem, gij hemelen der hemelen! en gij wateren, die boven de hemelen zijt!
 hemelen der hemelen Dat is, gij allerhoogste hemelen. Zie Deu 10:14 ; 1Ki 8:27 .
,
 gij wateren, Dat is, die wolken, welke gelijk als in de lucht [welke mede hemel genoemd wordt] hangen; zie Gen 1:6-7 ; Job 26:8 , en Job 37:11 .
5Dat zij den Naam des Heeren loven; want als Hij het beval, zo werden zij geschapen. 6En Hij heeft ze bevestigd voor altoos in eeuwigheid; Hij heeft hun een orde gegeven, die geen van hen zal overtreden.
 die geen van De zin is: Geen van al die dingen, orde, van God gesteld, overtreden.
Copyright information for DutSVVA