Psalms 24:7

7Heft uw hoofden op, gij poorten, en verheft u, gij eeuwige deuren, opdat de Koning der ere inga!
 hoofden Dat is, bovenste posten.
,
 poorten, Des tempels, dien David van God door den profeet Nathan verstaan had dat zijn zoon Salomo zou bouwen, waarin de ark des verbonds [op welke God zijne tegenwoordigheid vertoonde] aan hare plaats zou gebracht worden, en alzo God daar zijne woonstede nemen. Waardoor werd afgebeeld de komst van Christus in het vlees en tot zijn kerk, alsmede zijne hemelvaart, waarover zich David in den geest grotelijks verheugt, alzo hem Nathan mede zo uitnemend bericht gedaan had, dat hij niet wist hoe hij God daarvoor genoeg zou danken; 2Sa 7 .
,
 eeuwige deuren Hebr. deuren der eeuwigheid; alzo in het volgende vs.9; dat is, die langen tijd zouden blijven in hare plaatsen, daar de vorige tabernakel van de ene plaats op de andere was verdragen en weinig rust gehad had. Maar geduid zijnde op de gemeente der kinderen Gods, tot dewelke God met zijn genade en Geest ingaat, en daarin woont, [waarom zij Gods tempel genoemd worden], kan dit de eeuwigdurigheid der kerk Gods betekenen, alsook den hemel zelf, voorzoveel de hemelvaart van Christus hier ook wordt beduid. Zie van het woord eeuwig, Gen 17:7 , en voorts 1Co 3:16 , en 1Co 6:19 ; Rev 3:20 .
,
 Koning God, die gezegd wordt te wonen tussen de cherubim op de ark, 2Sa 6:2 . Waardoor Christus werd afgebeeld, de rechte Koning der heerlijkheid.
Copyright information for DutSVVA