Psalms 42:2-3

2[042:3] Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen?
 dorst Dat is, verlangt uitermate zeer. Verg. Psa 63:2 . Isa 55:1 . Joh 7:37 . Rev 22:17 .
,
 ingaan In het huis des Heeren, waar de openbare godsdienst verricht wordt, en waar de ark des verbonds is, waarop God woont; 2Sa 6:2 .
3[042:4] Mijn tranen zijn mij tot spijs dag en nacht; omdat zij den gansen dag tot mij zeggen: Waar is uw God?
 spijze Hebr. brood; dat is, ik voed en verzadig mij met tranen, gelijk een ander met spijs. Verg. Psa 80:6 .
,
 Waar Dat is, waar is nu de hulp van uwen God, op wien gij u verlaten hebt? alzo onder, vs.11. enz.
Copyright information for DutSVVA