Psalms 55:13

13[055:14] Maar gij zijt het, o mens, als van mijn waardigheid, mijn leidsman en mijn bekende!
 waardigheid, Hebr. naar mijne schatting, of waarde; dat is, mijns gelijken, geacht of geschat als ik, of dien ik achtte als mijzelven. Anders, van mijne orde; dat is, van mijn staat, toestand en kwaliteit. Hierdoor verstaan sommigen Achitofel, van wiens grootachting en vertrouwen zo in het algemeen als bij David in het bijzonder, zie 2Sa 16:23 ; waarom ook van hem [als hij zich bij Absalom gevoegd had] in het bijzonder geboodschapt werd aan David, als zijnde niet alleen zeer vreemd, onverwacht en trouwelooslijk gedaan, maar ook zulks, dat David [ten aanzien van Achitofels uitnemende kloekheid] daarop wel te letten had. Die dezen psalm op Sauls tijd duiden, verstaan Abner, of anderen van Sauls krijgsraad.
,
 leidsman Of, voornaamste vriend, beleider; te weten, mijner zaken. Zie Pro 16:28 , en Pro 17:9 ; Mic 7:5 .
Copyright information for DutSVVA