Revelation of John 12:7-9

7En er werd krijg in den hemel: Michaël en zijn engelen krijgden tegen den draak, en de draak krijgde ook en zijn engelen.
 er werd krijg Dat hier, gelijk enigen menen, niet wordt gesproken van den eersten val des satans, en zijn wederspannigheid tegen den Zoon Gods, waarvan Christus spreekt Joh 8:44, en Jud 1:6, blijkt uit de reden meermalen verhaald, dat hier van toekomende dingen wordt gehandelt. Gelijk ook niet van den strijd, die Christus de ware Michaël, dat is, God even gelijk zijnde, Phi 2:6, tegen den satan heeft gevoerd, wanneer Hij de gedaante van een dienstknecht heeft aangenomen, en in het huis van den sterke is gekomen, om hem te binden en zijn vaten te ontroven, Mat 12:29, en wanneer Hij hem door Zijn dood heeft teniet gedaan, en over hem aan het kruis gezegevierd, Col 2:15; Heb 2:14. Want hoewel dit een eeuwigdurend fondament is van alle overwinning over den satan en zijn werktuigen, gelijk de inwoners des hemels hierna vs.10,11 zingen, zo is dit fondament ook al tevoren vast gelegd geweest, eer deze openbaring aan Johannes geschiedde. Derhalve moet deze krijg en overwinning hier verstaan worden van een bijzondere toeëigening van deze eerste overwinning van Christus, die nog over den satan zou volgen in de leden van
,
 er werd krijg Christus, waarvan Christus ook spreekt Mat 16:18, en Paulus Rom 16:20; namelijk in de tijden der vervolgingen en verleidingen, onder de heidense en Ariaanse keizers, en andere ketterse koningen, wanneer Christus in Zijn leden op het hoogste is bestreden, en vooral ook wanneer de antichrist in het Westen en de Mohammedanen in het Oosten de overhand hebben verkregen, en de Kerk van Christus door de gehele wereld is verdrukt geworden; hetwelk klaar bewezen wordt uit den tijd van twaalf honderd zestig dagen, die na dezen strijd de vlucht van de vrouw in de woestijn wordt toegeschreven, en uit het triomflied van de inwoners des hemels, vs.10,11, hetwelk van zulk een overwinning, en derhalve ook van zulk een strijd, hier duidelijk spreekt.
,
 Michaël en zijn Gelijk door dezen Michaël, dat is, wie is gelijk God, Christus zelf door meest al de uitleggers wordt verstaan, zo verstaan enigen door Zijn engelen de gelovigen, die door Christus, en met Christus, den draak en zijn engelen hebben overwonnen, gelijk hierna vs.11 wordt betuigd. Nochtans kan deze naam engelen van de engelen zelf ook wel verstaan worden, dewijl die van Christus, hun hoofd, tot troost en hulp der gelovigen in deze strijd ook dikwijls gezonden worden, gelijk te zien is Heb 1:14, en de voorbeelden van Elia, Elisa, van Daniël en zijn metgezellen, van Petrus en Paulus in hun gevangenschap, in de Schrift bewijzen; en gelijk de kerkelijke geschiedenis getuigt, dat de vrome martelaars, onder de heidense keizers en onder den antichrist, òf door de engelen uit hun handen zijn verlost, òf in hun pijnen verlicht, of vertroost en gesterkt. De vervolgers zijn ook door hen dikwijls door verscheidene plagen gestraft en gestuit, gelijk Herodes, Act 12:23, tot verlichting van de gemeente, door den Engel des Heeren is geslagen.
8En zij hebben niet vermocht, en hun plaats is niet meer gevonden in den hemel.
 en hun plaats Dergelijke wijze van spreken gebruikt Christus ook van Zijn overwinning over den satan, Luk 10:18; en hier wordt ook duidelijk gezien op enige gezichten van het Oude Testament, waar dergelijke strijd en aanklacht des satans voor den troon van God, tegen de gelovigen, met een eindelijke overwinning over den satan gezien is; Job 1:11, en Job 2:5, en inzonderheid Zec 3:1, hetwelk met dit gezicht vele dingen gemeen heeft, zo in de personen, als in de uitkomst daarvan. Of nu dit zo inderdaad zou mogen geschied zijn, of alleen figuurlijkerwijze uitgesproken wordt, daaraan is niet veel gelegen. Dit is genoeg en zeker, dat nadat Christus de verzoening onzer zonden heeft volbracht, en gezeten is ter rechterhand Zijns Vaders, en als onze voorspraak daar verschijnt, den satan en zijn engelen alle stof van aanklacht tegen de gelovigen, voor den troon Gods, ten enenmale is benomen, gelijk Paulus terecht noemt, Rom 8:33, enz. en gelijk de hemelse heirscharen hierna zingen, vs.10,11, en dat Hij vandaar den satan, met al onze en Zijn vijanden, gedurig onder de voeten zal brengen, gelijk Paulus getuigt; 1Co 15:25.
9En de grote draak is geworpen, namelijk de oude slang, welke genaamd wordt duivel en satanas, die de gehele wereld verleidt, hij is, zeg ik, geworpen op de aarde; en zijn engelen zijn met hem geworpen.
 de oude slang, Zo wordt de satan genoemd, omdat hij door een slang onze voorouders in het paradijs heeft verleid. Zie 2Co 11:3.
,
 de gehele wereld verleidt, Dat is, de kinderen der ongehoorzaamheid in de gehele wereld, Eph 2:2.
Copyright information for DutSVVA