1 Chronicles 10

1) de Filistijnen

Zie de verklaring van 1 Kron. 10, 1 Sam. 31, hetwelk bijna van woord tot woord met 1 Kron. 10: overeenkomt.

2) Gilboa.

Zie de aantekening, 1 Sam. 28:4.

1Sa 28.4
3) hij vreesde zeer

Zie de aantekening 1 Sam. 31:3.

1Sa 31.3
4) met mij

Te weten, indien ik levend in hun handen kwam te vervallen.

5) zijn ganse huis

Versta, allen die bij hem waren; want Isboseth is niet verslagen, gelijk uit 2 Sam. 2: af te nemen is. Zie ook 1 Sam. 31:6. Ook zo is Mefiboseth de zoon van Jonathan, overgebleven, van wiens nakomelingen zie boven, 1 Kron. 8:34, en 1 Kron. 9:40.

1Sa 31.6 1Ch 8.34 9.40
6) zijn hoofd

Maar het dode lichaam hechtten zij aan den muur te Beth-Sean, #1Sam.31:10.

1Sa 31.10
7) Jabes

Zie de aantekening Richt. 21:8.

Jud 21.8
8) zij begroeven

Te weten, nadat zij eerst de lichamen verbrand hadden, 1 Sam. 31:12.

1Sa 31.12

9) zij vastten

Aldus betonende hun droefenis.

10) zeven dagen.

Versta dit alzo niet, alsof zij zeven dagen en nachten aaneen gevast hadden, maar zeven na elkander komende dagen, telkens tot den avond toe.

11) in zijn overtreding,

Anders, om zijner misdaad wil. Vergelijk Num. 27:3.

Nu 27.3

12) tegen den HEERE,

Als namelijk God Saul duidelijk geboden had de Amalekieten gans uit te roeien en te verbannen, 1 Sam. 15:18. Hier wordt de vervulling van het dreigement, aldaar gedaan, beschreven.

1Sa 15.18

13) de waarzegster

Zie de aantekening Lev. 19:31.

Le 19.31
Copyright information for DutKant