1 Samuel 15:22

Psalms 89:31-33

56) zijne kinderen

Dit kan op, Christus niet gepast worden, maar het is te verstaan van andere zonen of nakomelingen van David.

57) met de roede

Te weten, met eens mensen roede, 2 Sam. 7:14. Dat is, met matige kastijding, tot hun best, opdat zij zijner heiligheid zouden deelachtig worden; Hebr. 12:6,10. Zie Job 9:34.

2Sa 7.14 Heb 12.6,10 Job 9.34

58) bezoeken

Zie de aantekening bij Gen. 21:1.

Ge 21.1

Psalms 94:12-13

10) dien Gij tuchtigt

Te weten, om hem tot verstand en tot kennis van U en van zichzelven te brengen.

11) totdat de kuil

Dat is, totdat de goddeloze tot zijn verderf komt.

Jeremiah 5:9

17) bezoeking doen?

Door straf; Gen. 21:1.

Ge 21.1

Jeremiah 7:22

36) niet gesproken,

De zin is: Dit is geenszins het voornaamste geweest, dat Ik hun belast heb, gelijk gij huichelaars dit neemt, maar zulk een oprechte gehoorzaamheid, die zij mij niet bewezen hebben en gij nog minder doet, gelijk volgt; zie van zulk een gebruik der woorden, niet, Hos. 6:6, en onder Jer. 16:14.

Ho 6.6 Jer 16.14

Hosea 4:14

39) Ik zal over uw dochteren

Dat is, Ik zal hen nu door straffen niet bedwingen, maar hen in deze gruwelen laten voortgaan, tot hunne en ulieder schande en verderf, gelijk sommigen dit nemen; een teken van Gods grootste ongenade. Zie Ps. 89:32,33,34, en Ps. 94:12,13. Of, Ik zal de jonge dochters en bruiden, of zoons jonge vrouwen, zozeer [vergelijk 1 Sam. 15:22; Jer. 7:22; idem onder Hos. 6:6] en zwaarlijk niet straffen, omdat de ouders en mannen met hun goddeloos voorbeeld de jonge dochters en vrouwen zulks leren. Anders: en zou Ik over uw jonge dochters, enz., en dat zij zichzelven afscheiden, enz. Alsof God zeide: Ik kan zulk volk niet ongestraft laten, dat zult gij zelf moeten bekennen, hetwelk met het besluit van Hos. 4:14 ook wel overeenkomt. Vergelijk Jer. 5:9,29, en Jer. 9:9, enz.

Ps 89.31,32,33 94.12,13 1Sa 15.22 Jer 7.22 Ho 6.6 4.14 Jer 5.9 Jer 5.29 9.9

40) want zij zelven scheiden zich af

De ouders en mannen scheiden zich bij troepen af en gaan, onder deksel van afgoderij, zich voegen bij de snoodste hoeren, om kwanswijs met die te offeren, ondertussen gruwelijke ontucht bedrijvende, waarom het hun te doen is.

41) omgekeerd worden.

Of, verward, verstrikt, verbijsterd, gegeseld, gestraft, omgeworpen worden. Het Hebreeuwse woord wordt alleen hier en Spreuk. 10:8,10 gevonden, betekenende [gelijk uit de omstandigheid dezer drie plaatsen blijkt] een bijzondere soort van straffen, of in het algemeen, ondergang en verstoring.

Pr 10.8,10

Hosea 6:6

21) Want Ik heb lust tot weldadigheid,

Alsof God zeide: Gij zoudt mogen zeggen dat gij immers niet nalaat in het offeren, volgens mijn gebod; maar [wil God zeggen] het is u genoeg bekend wat Ik dienaangaande u geboden en geleerd heb, gelijk volgt. Vergelijk Micha 6:6,7,8.

Mic 6.6,7,8

22) niet tot offer;

Dat is, meer dan tot offer, niet tot offer alleen, gelijk in het volgende lid gezegd wordt; [vergelijk Gen. 32:28; 1 Sam. 15:22; Spreuk. 8:10; Jer. 7:22, en Jer. 16:14 met de aantekening] of eenvoudig niet tot offer; te weten een huichelachtig offer, het uiterlijk offer in zichzelf, zonder geloof en boetvaardigheid, [vergelijk Ps. 50:12,13,14,15; Jes. 1:11, enz.] en dan voorts, meer dan, in het volgende, dat is, en niet tot brandoffers, in gelijk verstande, gelijk tevoren; [vergelijk Luk. 18:14], zodat het volgende verklaard wordt door het voorgaande. Beide manieren van spreken zijn in de Schriftuur van deze stof gebruikelijk; want somtijds wordt het uitwendige [als ook in zijn graad van God ingesteld zijnde] met het inwendige vergeleken, somtijds in zich alleen en zonder het inwendige aangemerkt en kortweg verworpen, ja zeer heftig gescholden, als een trouweloze verbondbreking, gelijk hier ook in het volgende.

Ge 32.28 1Sa 15.22 Pr 8.10 Jer 7.22 16.14 Ps 50.12,13,14,15 Isa 1.11 Lu 18.14
Copyright information for DutKant