1 Samuel 4:3-4

7) Laat ons van Silo tot ons nemen de ark des verbonds des HEEREN,

Dit hebben zij gedaan zonder God raad te vragen, menende dat deze uiterlijke ceremonie hen zou kunnen beschermen, of verlossen uit de handen hunner vijanden.

8) de cherubim woont;

Van tussen welke God tot Mozes en anderen sprak; Exod. 25:22; Num. 7:89.

Ex 25.22 Nu 7.89

9) daar met de ark des verbonds van God.

Te weten, in het leger.

1 Samuel 4:10-11

13) zijn tenten;

Dat is, in zijn huis, gelijk onder, 1 Sam. 13:2, en 1 Kon. 12:16, enz.

1Sa 13.2 1Ki 12.16

14) nederlaag,

Hebreeuws, slag.

Psalms 78:60-62

72) Silo,

Zie 1 Sam. 4:4,11; Jer. 7:14, en Jer. 26:6,9.

1Sa 4.4,11 Jer 7.14 26.6,9

73) mensen;

De Isra‰lieten, die hier slechts mensen genoemd worden om uit te drukken de grote genade Gods, dat Hij onder ellendige mensen zijne woning opricht.

74) sterkte

Dat is, de ark des verbonds, bij welke God zijne hulp en macht voor zijn volk betoonde; zie 2 Kron. 6:41; Ps. 132:5,8; deze werd hier ook genoemd de heerlijkheid, of eerlijkheid, sierlijkheid Gods, gelijk 1 Sam. 4:21. Sommigen verstaan door zijne sterkte de sterke mannen en helden van Gods volk.

2Ch 6.41 Ps 132.5,8 1Sa 4.21

75) wederpartijders.

Psalms 78:67

85) tent

Den tabernakel, die te Silo in den stam Efra‹m was, heeft Hij aldaar niet willen laten blijven, of zijne ark aldaar weder laten verblijven. Den tabernakel, die te Silo in den stam van Efra‹m was, heeft Hij aldaar niet willen laten blijven, of zijne ark aldaar weder laten verblijven.

Isaiah 7:5

16) de Syrier

Aldus noemt de profeet verachtelijk Rezin, den koning van Syri‰.

17) [met] Efraim

Dat is, met de tien stammen van Isra‰l.

Isaiah 7:17

52) hoedanige

Te weten, zware, bedroefde, jammerlijke dagen.

53) dat Efraim

Dat is, van dien tijd af, dat de tien stammen gescheurd zijn van den stam van Juda, ten tijde van Rehabeam en Jerobeam, waarvan te lezen is 1 Kon. 12; en hier wordt Efra‹m alleen genoemd, maar de tien stammen Isra‰ls gemeend, niet alleen omdat Efra‹m geweest is de voornaamste der tien stammen, maar ook daarom, omdat die scheuring uit den stam van Efra‹m eerst haar oorsprong genomen heeft, en omdat Jerobeam uit dien stam afkomstig was, die de eerste koning over Efra‹m en de andere negen stammen geweest is, 1 Kon. 12.

54) [door]

Te weten, zal de Heere zulks doen. De Joden verlieten zich zeer op de koningen van Assyri‰, en bij name Achaz, gelijk te zien is 2 Kon. 16:7. Maar hier dreigt hen God dat Hij hen allermeest door den koning van Assyri‰ zou laten straffen en verderven, namelijk [zo enigen menen] door Nebukadnezar, die toen ook Assyri‰ onder zijne heerschappij gebracht had. Zie onder Jes. 7:20. Doch enigen verstaan hier Tiglath Pilneser, waarvan te lezen is 2 Kron. 28:20; anderen Sanhebrib, waarvan gesproken wordt 2 Kon. 18:13, enz.

2Ki 16.7 Isa 7.20 2Ch 28.20 2Ki 18.13

Hosea 11:12

Hosea 13:1

1) Efraim sprak,

Anders: als Efra‹m bevende, of [met] beven sprak, verhief hij [zichzelven] in Isra‰l. De zin op een uitkomende. Hebreeuws, als Efra‹m sprak, beving; dat is, de stam van Efra‹m was in voortijden volgens den zegen van den patriarch Jakob [Gen. 48:19,20] van zulk een aanzien en macht in Isra‰l, dat een ieder, om zo te spreken, beefde als hij met hevigheid iets dreef, zulks dat hij ook ten tijde van Rehabeam het koninkrijk der tien stammen eerst aan zich trok, door den eersten koning Jerobeam, die uit Efra‹m was. Zie Richt. 8:1,2, enz. en Richt. 12:1,2, dnz. idem 1 Kon. 11:26, enz. en 1 Kon. 12:20.

Ge 48.19,20 Jud 8.1,2 12.1,2 1Ki 11.26 12.20

2) verheven in Isra‰l;

Te weten tot het koninkrijk. Van het Hebreeuwse woord, dat verheffen betekent, komt een ander, dat een prins, vorst, regent, die over anderen verheven is, beduidt, waarop hier gezien wordt.

3) Baal

Ba„ls afgoderij. Zie boven Hos. 2:7,12.

Ho 2.8,13

4) gestorven.

Dat is, heeft allen aanzien verloren, is in een zeer ellendigen en verachtelijken staat vervallen, bij God en de mensen, binnen en buiten; [vergelijk de manier van spreken met Ps. 31:13, en Ps. 88:4,5,6, en Ps. 143:3; Jes. 59:10; Amos 2:2; Ef. 2:1; Openb. 3:1, en Openb. 20:5]. Zelfs is de koninklijke waardigheid van hem genomen. Zie 1 Kon. 14:10,11, en 1 Kon. 15:27,28,29,30, en vergelijk Hos. 13:3.

Ps 31.12 88.3,4,5 143.3 Isa 59.10 Am 2.2 Eph 2.1 Re 3.1 20.5 1Ki 14.10,11 15.27,28,29,30 Ho 13.3
Copyright information for DutKant