2 Chronicles 28:13

27) hier niet inbrengen,

Te weten, in Samaria.

28) tegen den HEERE;

Hebreeuws, schuld des Heeren; dat is, tegen den Heere, gelijk 2 Kron. 28:10.

2Ch 28.10

29) denkt gijlieden toe

Hebreeuws, gij zijt zeggende; dat is, in uw hart voornemende. Zie boven, 2 Kron. 28:10. Het is zoveel alsof zij zeiden: Dat gij voorhebt, is een nieuwe zonde, waarmede gij onze voorgaande zonden verzwaren zoudt, daar wij toch daarvan alrede maar te veel hebben.

2Ch 28.10

30) toorns

Namelijk, des HEEREN, waarmede Hij tegen onze zonden vertoornd is. Het woord toorn wordt zonder bijvoeging van het woord Gods dikwijls verstaan van Gods toorn, omdat Hij vanwege zijn grootheid eigenlijk de toorn mag geheten worden. Alzo Num. 1:53, en Num. 18:5; Joz. 22:20; 1 Kron. 27:24; boven, 2 Kron. 24:18.

Nu 1.53 18.5 Jos 22.20 1Ch 27.24 2Ch 24.18

Romans 1:18

38) de toorn Gods wordt

Dat is, de straffen, die God uit den hemel zendt, gelijk Rom. 1:24,26,28, nader wordt uitgedrukt, welke niet dan over onrechtvaardigen worden gezonden.

Ro 1.24,26,28

39) goddeloosheid,

Daardoor worden verstaan alle zonden, strijdende tegen de eerste tafel, die verhaald worden in enige volgende verzen.

40) ongerechtigheid der mensen,

Hierdoor worden verstaan de zonden tegen de tweede tafel, die van Rom. 1:29 aan verhaald worden.

Ro 1.29

41) de waarheid

Dat is, de kennis van God en Zijne eer, die Hij den mensen zelfs door de natuur heeft geopenbaard, gelijk blijkt uit de volgende verzen.

42) in ongerechtigheid

Dat is, tegen alle recht en billijkheid, welke vereist, dat men Gode geeft wat Hem toekomt.

43) ten onder houden.

Dat is, onderdrukken, hun eigen gemoederen geweld doende, dewijl zij beter weten dan zij doen.

Copyright information for DutKant