2 Corinthians 6:12

26) Gij zijt niet nauw

Dat is, gij bezit ons hart in het geheel. Wij doen ons hart voor u wijd open.

27) gij zijt nauw in uwe

Dat is, gij doet uw hart niet genoeg open, maar houdt dat nog ten dele gelijk gesloten voor ons.

2 Corinthians 7:15

38) innerlijke bewegingen

Gr. ingewanden; dat is, genegenheid en liefde; een Hebreeuwse wijze van spreken.

Philippians 1:12

30) ik wil, dat

Dat is, wordt niet verslagen of geergerd aan mijne gevangenis, maar wilt uit mij dit verstaan.

31) hetgeen aan mij

Dat is, deze mijne gevangenis en verdrukking, die ik lijd om des Evangelies wil.

32) tot bevordering

Dat is, dat het zover van daar is, dat dezelve den loop en verbreiding der Evangelische leer hinderlijk zou zijn, dat zulks ook, door de bestiering Gods, daartoe dienstig en bevorderlijk is.

Philippians 1:20

56) ernstige verwachting

Het Griekse woord betekent ene verwachting als met uitgestrekten hoofde of hals. Zie Rom. 8:19.

Ro 8.19

57) beschaamd worden;

Dat is, te schande komen door afwijking of bezwijking.

58) gelijk te allen tijd,

Namelijk voordezen, in de voorgaande jaren van mijnen dienst, in welke mij ook vele verdrukkingen overkomen, en van mij kloekmoedig overwonnen zijn.

59) groot gemaakt

Dat is, ge‰erd, geroemd. Zie van dit woord Luk. 1:46.

Lu 1.46

60) in mijn lichaam,

Dat is, door het lijden, dat mij in het lichaam zou mogen aangedaan worden. Of, door mijne verlossing.

61) hetzij door het leven,

Dat is, hetzij dat ik het leven nog behoud, om Hem nog te dienen en te verheerlijken door de prediking des Evangelies.

62) hetzij door den dood.

Dat is, hetzij dat ik van den keizer omgebracht en gedood word, om Christus met mijnen dood te vereren en Zijne leer met mijn bloed te bevestigen.

1 John 3:17

64) het goed der wereld

Grieks het leven; dat is, de leeftocht; Mark. 12:44; Luk. 8:43, en Luk. 21:4.

Mr 12.44 Lu 8.43 21.4

65) sluit

Namelijk dat hij het niet opent tot behulpzaamheid en weldadigheid.

66) zijn hart toe

Grieks zijn ingewanden. Zie Luk. 1:78; 2 Cor. 7:15; Filipp. 2:1; Filem.:7.

Lu 1.78 2Co 7.15 Php 2.1

67) voor hem, hoe

Grieks van hem; dat is, dat hij hem niet bijstaat in zijn nood.

68) blijft de liefde

Dat is, is, of kan wezen.

69) Gods in hem?

Hij noemt hier liefde Gods, en niet des naasten, hoewel hij hier van deze spreekt, omdat wij God niet kunnen liefhebben als wij onzen naasten niet liefhebben. Zie 1 Joh. 4:20,21.

1Jo 4.20,21
Copyright information for DutKant