2 Kings 11:1

1) Athalia

Welke was Achabs dochter, de huisvrouw van Joram en moeder van Ahazia, dien Jehu gedood had, boven, 2 Kon. 8:18, en 2 Kon. 9:27.

2Ki 8.18 9.27

2) Ahazia,

Zie boven, 2 Kon. 9:27.

2Ki 9.27

3) al het koninklijk zaad.

Hebreeuws, al het zaad des koninkrijks; dat is, al de prinsen van den bloede, op welke de successie der kroon mocht komen. Versta dit, van Athalia's voornemen, niet van de volle daad; want ‚‚n is ontkomen; gelijk 2 Kon. 11:2 uitwijst.

2Ki 11.2

2 Kings 25:25

39) zevende maand,

Zie Jer. 41:1.

Jer 41.1

40) van koninklijk zaad,

Hebreeuws, van het zaad des koninkrijks; dat is van het geslacht van David en Salomo. Men noemt die bij ons en in Frankrijk, prinsen van den bloede.

41) sloegen Gedalia,

Of, omdat zij Gedalia deze zijn hoogheid benijdden; •f omdat zij den koning van Babel haatten; •f om beide oorzaken.

Ezekiel 17:13

51) koninklijk zaad genomen,

Genaam boven Ezech. 17:5, het zaad des lands, namelijk van Juda. Hebreeuws, zaad des koninkrijks. Hij bedoelt Zedekia. Zie boven Ezech. 17:5.

Eze 17.5,5

52) een eed gebracht,

Of, in een eed doen komen; te weten waardoor Zedekia zich vervloekt zo hij zijn woord niet hield en niet getrouw bleef; vergelijk boven Ezech. 16:59. Sommigen menen dat deze manier van spreken, in den eed doen komen, ziet op het oude gebruik, waardoor degenen, die met elkander een verbond maakten, beesten slachtten, die in stukken deelden en dan tussen de gedeelde stukken doorgingen; zie Gen. 15:17.

Eze 16.59 Ge 15.17

53) machtigen des lands

Te weten die Zedekia met raad en met daad hadden kunnen helpen, om het koninkrijk van Juda tegen den koning van Babel vast te maken en eindelijk van hem te doen afvallen.

54) weggenomen;

Te weten tot pandlieden of gijzelaars.

Daniel 1:3

11) den overste

Of, zijn groten hofmeester.

12) kamerlingen,

Of, hovelingen, eigenlijk gesnedenen; zie Gen. 37:36; 2 Kon. 20:18.

Ge 37.36 2Ki 20.18

13) uit het koninklijk zaad,

Hebreeuws, uit het zaad des rijks; dat is, uit, of van de jongelingen, die uit koninklijk zaad geboren waren; zie Jer. 39:7; Jer. 41:1.

Jer 39.7 41.1

14) prinsen;

Of, vorsten, of oversten. Enigen onder de rabbijnen menen dat het woord Parthemin betekent de gouverneurs, wonende en regerende omtrent de rivier Perath, of Frat, (Eufraat). Anderen onder de Joden menen dat dit woord zoveel betekent als grote vorsten en heerschappers.

Copyright information for DutKant