2 Kings 11:12

27) hij des konings zoon

Namelijk, Jojada.

28) getuigenis;

Hetwelk hij hem in de hand gaf, en was het wetboek, waarin God getuigt hoe hij zich in zijne regering moest gedragen. Zie Deut. 17:18.

De 17.18

29) zalfden hem;

Die hun vader naar de gewoonlijke orde in het rijk opvolgden, werden naar sommiger mening, niet gezalfd, maar alleen, die na enige verandering in het regiment of buiten de ordinaire wet, of uit vrees van toekomende zwarigheid, koning werden, gelijk Saul, 1 Sam. 10:1; David, 1 Sam. 16:13; Salomo, 1 Kon. 1:34; Jehu, 2 Kon. 9:6; Joahaz, 2 Kon. 23:30; en hier Joas, die zijn vader opgevolgd is, nadat Athalia het rijk geweldiglijk en tirannelijk aan zich getrokken had.

1Sa 10.1 16.13 1Ki 1.34 2Ki 9.6 23.30

30) klapten

Tot een teken en bewijs der vreugde. Alzo wordt de klapping der handen genomen, Ps. 98:8; Ezech. 25:6; elders voor een teken der droefheid, Ezech. 6:11.

Ps 98.8 Eze 25.6 6.11

2 Kings 23:30

74) dood

Dat is, dodelijk gewond en als voor dood gehouden. Alzo zeggen wij: Hij is een dood man, van dengene die sterft of haast sterven moet. Zo is bijna het woord dood genomen Gen. 20:3.

Ge 20.3

75) Joahaz,

Anders ook genoemd [zo enigen oordelen] Johanan, 1 Kron. 3:15, en Salium, Jer. 22:11.

1Ch 3.15 Jer 22.11

76) zalfden hem,

Alzo naar sommiger gevoelen, openlijk verklarende dat zij hem in dezen gemenen nood metterhaast tot koning begeerden, om door hem tegen den koning Necho beschermd te worden, en het land met het rijk te behouden.

Copyright information for DutKant