2 Kings 14

1) Amazia

Hebreeuws, Amatsiahu.

2) Vijf en twintig jaren

Hebreeuws, een zoon van twintig en vijf jaar.

3) negen en twintig jaren

In dit getal zijn begrepen twaalf jaren, in welke hij balling is geweest te Lachis, zijnde van zijn eigen onderzaten verdreven, onder, 2 Kon. 14:19.

2Ki 14.19

4) Joaddan

Hebreeuws, Jehohaddan.

5) niet als zijn vader David;

Dat is, niet met een oprecht hart; 2 Kron. 25:2.

2Ch 25.2

6) Joas gedaan had.

Want gelijk Joas in de eerste jaren zijner regering, zolang de priester Jojada leefde, zich wel gedragen had, hebbende den zuiveren godsdienst, die vervallen was, opgericht en gehandhaafd, maar daarna door den raad der vorsten tot afgoderij geweken was, boven, 2 Kon. 12:3; 2 Kron. 24:17,18, alzo heeft Amazia zich in het eerst wel gedragen, maar is daarna tot afgoderij vervallen; 2 Kron. 25:7, enz., en 2 Kon. 14:14, enz.

2Ki 12.3 2Ch 24.17,18 25.7 2Ki 14.14
7) Alleenlijk

Vergelijk 1 Kon. 3:2, en de aantekening; idem boven, 2 Kon. 12:3.

1Ki 3.2 2Ki 12.3
8) sloeg,

Dat is, met den dood strafte. Zie Gen. 8:21.

Ge 8.21

9) die den koning,

Zie boven, 2 Kon. 12:20,21.

2Ki 12.20,21
10) gelijk geschreven is

Zie Deut. 24:16.

De 24.16

11) De vaders

Zie Deut. 24:16.

De 24.16
12) Zoutdal

Hetwelk was in Idumea. Zie breder van hetzelve 2 Sam. 8:13, en Ps. 60:2.

2Sa 8.13 Ps 60.1

13) Sela in

Dat is, rotssteen. De hoofdstad van het steenachtig Arabi‰; welke op een steenrots gelegen zijnde, van die en van het land haar naam had. Vergelijk 2 Kron. 25:12.

2Ch 25.12

14) Jokteel,

Deze naam kan overgezet worden de gehoorzaamheid Gods; dat is, de gehoorzaamheid aan God bewezen. Amazia schijnt deze stad zo genaamd te hebben, omdat hij al de verovering derzelve gehouden heeft voor een loon der gehoorzaamheid, die hij God bewees als hij de Isra‰lieten op het gebod van den profeet heeft afgedankt, die hij voor honderd talenten had aangenomen, enz. Zie 2 Kron. 25:8,9.

2Ch 25.8,9

15) tot op dezen dag.

Dat is, tot op dezen tijd, in welken dit boek geschreven is, blijft dezen naam.

16) laat ons

Dat is, laat ons tegen elkander strijden. Alzo onder, 2 Kon. 14:11; idem 2 Kon. 23:29; 2 Kron. 25:17,21. Het schijnt dat hij den dood zijner vrienden door dezen aangenomen krijg heeft willen wreken, waarvan te zien is boven, 2 Kon. 9:27, en 2 Kon. 10:14, of immers de moedwilligheid en roverij der afgedankte Isra‰lieten, in zijn land geschied; zie daarvan 2 Kron. 25:13.

2Ki 14.11 23.29 2Ch 25.17,21 2Ki 9.27 10.14 2Ch 25.13
17) De distel,

De koning Isra‰ls vergelijkt alhier den koning van Juda bij een distel of doornstruik, en zichzelven bij een cederboom, zijn krijgslieden bij het wild gedierte des Libanons, en de schade, die de koning van Juda te verwachten had, bij de vertreding van den distel. Het is zoveel alsof hij zeide: Indien gij, die in macht van volk en heerlijkheid des koninkrijks bij mij niet meer zijt te vergelijken, dan een verachte distel bij een verheven cederboom, tot mij om vrede en vriendschap gezonden had, het zou u niet gelukt hebben; hoeveel minder zal u deze vijandige vermetelheid wel bekomen? daarom indien gij wijs zijt, doe afstand, u wachtende voor schade.

18) Libanon is,

Zie 1 Kon. 4:33.

1Ki 4.33
19) dapper geslagen,

Hebreeuws, slaande geslagen. Zie boven, 2 Kon. 14:7.

2Ki 14.7

20) het kwade

Te weten, van den oorlog. Of, waarom zoudt gij u mengen, of, inlaten [in den strijd] met schade?

21) toog Joas,

Overmits hij den inval van Amazia niet wilde verwachten in zijn eigen land, maar liever hem bejegenen in het zijne.

22) elkanders

Dat is, streden tegen elkander. Zie boven, 2 Kon. 14:8.

2Ki 14.8

23) Beth-semes,

Een stad, gelegen aan de landpale van den stam van Juda, Joz. 15:10, den Levieten toege‰igend, Joz. 21:16, ingenomen van de Filistijnen onder Achaz, 2 Kron. 28:18, en te onderscheiden van een ander Beth-Semes, gelegen in den stam van Nafthali, Richt. 1:33.

Jos 15.10 21.16 2Ch 28.18 Jud 1.33
24) tenten.

Dat is, in hun woningen. Zie boven, 2 Kon. 13:5.

2Ki 13.5
25) poort van Efraim

Zo genaamd, omdat men door dezelve ging naar het land Efra‹ms.

26) Hoekpoort,

Hebreeuws, de poort des hoeks. Anders genaamd de poort der hoeken, Zach. 14:10; idem, de uitziende; dat is, als een hoek uitstekende poort. Zie 2 Kron. 25:23, en de aantekening. Zij was zo genoemd omdat zij stond aan een hoek van de stad.

Zec 14.10 2Ch 25.23

27) ellen.

Zie Gen. 6:15.

Ge 6.15
28) gijzelaars;

Hebreeuws, zonen der borgtochten, of verpandingen. Versta, personen van zonderlinge afkomst en waarde, die de koning Joas uit Juda medenam, tot verzekering van toekomenden vrede.

29) maakten

Te weten, in het vierde jaar na den dood van Joas, of van de regering zijns zoons Jerobeam.

30) Lachis,

Een stad, gelegen in de westpale van den stam van Juda. Zie van dezen Joz. 10:31, en Joz. 15:39.

Jos 10.31 15.39
31) op paarden;

Dat is, op een wagen of koets, die van paarden getrokken of gedragen werd. Vergelijk boven, 2 Kon. 9:28.

2Ki 9.28
32) het ganse volk

Te weten, als Amazia vluchtte naar Lachis; en hieruit komt dat de elf volgende jaren der regering niet alleen Amazia, maar ook zijn zoon Azaria toegeschreven worden.

33) Azaria

Anders genaamd Uzzia, onder, 2 Kon. 15:13,30; 2 Kron. 26. Onder denzelfden koning begon Jesaja te profeteren, Jes. 1:1.

2Ki 15.13,30 Isa 1.1
34) Elath,

Zie van deze stad ook Deut. 2:8. Azaria nu wordt gezegd die gebouwd te hebben, niet ten aanzien van de eerste grondlegging dezer stad, maar van de herbouwing derzelve, omdat zij vervallen was.

De 2.8

35) de koning

Namelijk, Amazia zijn vader.

36) [en regeerde]

Zie van deze ingevoegde woorden, boven, 2 Kon. 13:1.

2Ki 13.1
37) bracht ook weder

Te weten, onder het gebied der koningen Isra‰ls. Zie boven, 2 Kon. 13:25.

2Ki 13.25

38) Hamath,

Zie hiervan Num. 13:21, en Num. 34:8.

Nu 13.21 34.8

39) de zee

Zie ook van deze zee Deut. 3:17.

De 3.17

40) den dienst

Hebreeuws, door de hand.

41) Jona,

Deze is dezelfde, die van den Heere naar Ninev‚ gezonden werd, en wiens profetie wij bij de andere profeten in den Bijbel hebben.

42) Gath-hefer was.

Een stad, gelegen in den stam van Zebulon; Joh. 19:13.

Joh 19.13
43) bitter was,

Of, wederspannig; dat is, zeer hard en zwaar, welke wederspannigheid sommigen ook duiden op Isra‰l, als die zeer wederspannig geweest was, en daarom gestraft.

44) opgeslotenen

Zie van deze manier van spreken Deut. 32:36; idem 1 Kon. 14:10; en 1 Kon. 21:21.

De 32.36 1Ki 14.10 21.21
45) dat Hij den naam

De Heere heeft wel kort daarna door den profeet Hosea laten voorzeggen den ondergang van het huis Isra‰ls en de eindelijke verstoting van dit volk, gelijk men zien mag Hos. 1:5,6,9; en heeft zulks ook dadelijk uitgevoerd, 2 Kon. 17:18. Maar Hij heeft dat nog op dezen tijd niet willen doen, maar door zijn grondeloze barmhartigheid Isra‰l nog verschoond, om des verbonds wil, dat Hij met hun vaderen gemaakt had. Zie ook 2 Kon. 13:23.

Ho 1.5,6,9 2Ki 17.18 13.23
46) Damaskus en Hamath,

Deze twee steden zijn door David en Salomo gewonnen, 2 Sam. 8:6; en 2 Kron. 8:3, en daarom behoorden zij den koningen van Juda, als zij nog koningen waren over gans Isra‰l. Maar als die daarna verloren en door de Syri‰rs hem afgenomen waren, 1 Kon. 11:24, zo heeft deze Jerobeam ze in zijn tijd weder gewonnen, niet voor de koningen van Juda, maar voor de koningen Isra‰ls.

2Sa 8.6 2Ch 8.3 1Ki 11.24
Copyright information for DutKant