2 Kings 15:29
25) Tiglath-pilezer, Ook genaamd Tillgat-Pilneser, #2 Kron. 28:20, in de wereldse historin Phulaser, de zoon van Phulbelochus; van denwelken, zie boven, 2 Kon. 15:19. 2Ch 28.20 2Ki 15.19 26) Ijon in, Zie van deze stad en de naastvolgende 1 Kon. 15:20. 1Ki 15.20 27) Janoah, Een stad, gelegen in de oostpale van den stam van Efram bij de Jordaan. Zie van deze Joz. 16:6. Jos 16.6 28) Kedes, Zie van deze stad Richt. 4:6. Jud 4.6 29) Hazor, Eertijds een vermaarde koninklijke hoofdstad, Joz. 11:10, daarna den stam van Nafthali ten erfdeel gevallen, Joz. 19:36. Jos 11.10 19.36 30) Gilead, Zie Gen. 31:21. Ge 31.21 31) Galilea, Zie 1 Kon. 9:11. 1Ki 9.11 32) voerde hen Namelijk, de inwoners der voorgenoemde landen en steden.2 Kings 18:9-11
15) zevende jaar Gerekend van het begin der negen jaren, vermeld boven, 2 Kon. 17:1. 2Ki 17.1 16) drie jaren, Te weten, der belegering. 17) Halah, Zie van deze landen boven, 2 Kon. 17:6. 2Ki 17.6Psalms 55:8
13) verre Hebr. mij verre afmaken, zwerven; dat is, ver van hier vluchten, heen zwervende, waar hij dan ook zou mogen wezen. Zie gelijke samenvoeging van twee woorden Ps. 45:5. Ps 45.4 14) vernachten Of, herbergen, mij onthouden, enz. 15) Sela. Zie Ps. 3:3. Ps 3.2Jeremiah 4:11-12
29) dorre wind Of, schrale; anders: gladde; dat is, die glad en ongehinderd zal doorgaan om alles neder te vellen; versta de Babylonirs, die van het noorden zouden komen, over het gebergte Libanon. Zie onder Jer. 5:15. Jer 5.15 30) van den weg Dat is, naar het Joodse land en Jeruzalem. 31) zuiveren. Maar om te verwoesten, wil de Heere zeggen. 32) te sterk Hebreeuws, vol; dat is te sterk, zodat zij hem niet zullen kunnen verdragen en tegenstaan. Hebreeuws, voller dan zij. Anders: een volle wind van die [plaatsen], te weten die in het voorgaande zijn beschreven. 33) oordelen Dat is, mijne vonnissen over hen, dat is, Ik zal recht over hen houden. Zie boven Jer. 1:16. Een ander gebruik dezer manier van spreken hebt gij onder Jer. 12:1. Jer 1.16 12.1Jeremiah 51:1
1) verdervenden wind opwekken tegen Babel, Versta, de Meden en Perzen en vergelijk boven Jer. 4:11. Jer 4.11 2) hart van degenen, Gelijk wij ook in onze taal zeggen: In het hart van het land. Versta, de inwoners van Babel, die de hoofdstad was van Chaldea en als het midden des lands; zie Deut. 4:11. De 4.11Hosea 13:15
50) hij zal vrucht voortbrengen Efram, hoe ongezien en ongelooflijk het nu schijnt te zijn, zal nochtans in mijne kerk geplant zijnde, als een goede boom, nog goede vruchten voortbrengen, dat is, boetvaardig en gelovig geworden zijnde, goede werken doen. Zie Matth. 3:8, enz. Deze belofte slaat zeer aardiglijk op de gelijkheid van het Hebreeuwse woord Jafri, dat is, hij zal vrucht dragen, of vruchtbaar maken, en van den naam Efram. Hij, [de Messias, Eframs Verlosser, van wien in het voorgaande gesproken is] Hij zal [hem] [Efram] vruchtbaar maken. Verstaande ook wijders het volgende tot aan het einde van Hos. 13: van Christus' geweld en macht tegen zijne en zijner kerke voorzeide vijanden. Mt 3.8 51) een Hier keert de profeet weder tot de strafpredikatie. Vergelijk boven Hos. 12:12. Ho 12.11 52) oostenwind komen, Versta, den Assyrir, of de verwoesting, die hij zou aanrichten. Vergelijk Ezech. 19:12, en boven Hos. 4:19, en Hos. 12:2. Eze 19.12 Ho 4.19 12.1 53) des HEEREN, Dien de Heere door zijn rechtvaardig oordeel tot Eframs straf verwekken zal, om hem te verstrooien, totdat hen Christus weder vergadere. 54) uit de woestijn; En dienvolgens geweldig, onverhinderd en glad doorgaande. 55) zijn springader zal uitdrogen; Van Efram, en van de andere stammen, die zijn kwaad voorbeeld navolgden. 56) die zal den schat Dat is, van al zijn vermogen en rijkdom, dien hij door Gods zegen heeft, zal hij beroofd worden, gelijk in het volgende verklaard wordt. 57) die zal den schat Te weten, wind, dat is, de vijand, de Assyrir, die bij dien oostenwind vergeleken is. 58) gewenste Gelijk Nah. 2:9. Na 2.9 59) huisraad roven. Van het Hebreeuwse woord, zie Lev. 15:4, en Ezech. 16:17. Le 15.4 Eze 16.17
Copyright information for
DutKant