2 Kings 22

1) Bozkath.

De naam ener stad, gelegen in den stam van Juda; Joz. 15:39.

Jos 15.39
2) dat recht was

Zie 1 Kon. 11:32.

1Ki 11.32

3) wandelde

Zie 1 Kon. 15:26.

1Ki 15.26

4) week niet af

Zie Deut. 5:32.

De 5.32
5) achttiende jaar

Te weten, van zijn koninkrijk, niet van zijn ouderdom, 2 Kron. 34:8. Aangaande zijn ouderdom, hij was nu zes en twintig jaren oud. Wat hij nu in de voorgaande jaren zijns levens koning zijnde gedaan heeft, zie 2 Kron. 34:3,4, enz.

2Ch 34.8,3,4

6) schrijver Safan,

Dat is, des konings secretaris, of griffier. Zie boven, 2 Kon. 12:10.

2Ki 12.10
7) hogepriester,

Hebreeuws, den groten priester. Alzo ook onder, 2 Kon. 22:8.

2Ki 22.8

8) het geld opsomme,

Hebreeuws, voleinde het geld. Anders, de som des gelds, of, de collecte des gelds opneme, of, ten volle aanwende. De zin is dat hij de volle som van het geld, dat vergaderd was, van de collecteurs opnemen zou en aanleggen tot de vermaking en herbouwing des tempels. Vergelijk 2 Kon. 12:5,9,10,11.

2Ki 12.5,9,10,11

9) wachters

Dezen waren Levieten. Zie boven, 2 Kon. 12:9,10; 2 Kron. 8:14, en 2 Kron. 34:9.

2Ki 12.9,10 2Ch 8.14 34.9

10) dorpels

Namelijk, van het huis des Heeren, of den tempel. Anders, der vaten.

11) verzorgers

Dezen waren Levieten, gelijk te zien is 2 Kron. 34:12.

2Ch 34.12

12) degenen,

In het Hebreeuws is wel hetzelfde woord, hetwelk recht tevoren in 2 Kon. 22:5 is overgezet verzorgers, die opzicht hadden op het gehele werk der reparatie maar het betekent hier degenen, die het werk zelf maakten, gelijk dit blijkt uit 2 Kon. 22:6, alwaar deze werklieden met onderscheid uitgedrukt worden.

2Ki 22.5,6

13) dat in het huis des HEEREN is,

Anders, die in het huis des Heeren zijn.

14) metselaars,

Zie boven, 2 Kon. 12:12.

2Ki 12.12

15) gehouwene stenen te kopen,

Dat is, die uit de bergen gehouwen waren, en weder van de steenhouwers gehouwen en tot het bouwwerk moesten bekwaam gemaakt worden. Vergelijk 2 Kron. 34:11.

2Ch 34.11
16) geen rekening gehouden

Te weten, van de besteding en uitgave des gelds.

17) trouwelijk.

Hebreeuws, in waarheid, of trouw. Alzo boven, 2 Kon. 12:15. Zie de aantekening.

2Ki 12.15
18) wetboek

Versta, het originele wetboek, hetwelk Mozes zelf geschreven had, en dat aan de zijde van de ark gelegd was. Zie Deut. 31:24,26.

De 31.24,26
19) Uw knechten

Namelijk, Hizkia en ik.

20) huis gevonden was,

Namelijk, des Heeren; dat is, in den tempel.

21) samengebracht,

Hebreeuws, gegoten.

22) boek gegeven.

Het wetboek, waarvan boven, 2 Kon. 22:8, en onder, 2 Kon. 22:11, vermeld wordt.

2Ki 22.8,11
23) zijn klederen scheurde.

Tot een bewijs en getuigenis, zo van zijn droefenis over de zonden den gehelen lands, begaan tegen de wet Gods, als van de vrees voor de straffen, die in het wetboek gedreigd waren. Zie van de verscheuring der klederen in droevige gevallen, de aantekening Gen. 37:29.

Ge 37.29
24) Achbor,

Anders, Abdon genoemd; 2 Kron. 34:20.

2Ch 34.20

25) den knecht des konings,

Dat is, die hem voor alle anderen, in voorname of bijzondere zaken ten dienste stond en als bij de hand was. Alzo Matth. 8:9.

Mt 8.9
26) voor ons geschreven is.

Dat is, tot ons onderwijs en vermaning.

27) Tikva,

Anders, Thokath de zoon van Hasra; 2 Kron. 34:22.

2Ch 34.22

28) klederbewaarder

Versta, der heilige klederen, die in den dienst des Heeren gebruikt werden.

29) in het tweede deel,

Te weten, der stad. Zie boven, 2 Kon. 20:4. Sommigen verstaan deze plaats van een college of huis der lering, in hetwelk de profeten en hun discipelen vergaderden om van Gods woord te spreken.

2Ki 20.4
30) kwaad

Te weten, kwaad der straf. Zie Gen. 19:19.

Ge 19.19
31) anderen goden gerookt hebben,

Zie Gen. 35:2.

Ge 35.2

32) het werk

Versta, de afgoden en beelden, die zo uit verachting genaamd worden. Deut. 31:29; Ps. 115:4, en Ps. 135:15; Jes. 2:8; Jer. 1:16; Micha 5:12.

De 31.29 Ps 115.4 135.15 Isa 2.8 Jer 1.16 Mic 5.13
33) de woorden,

Te weten, die hij uit het wetboek van den schrijver Safan had horen lezen, boven, 2 Kon. 22:10, inhoudende zeer zware dreigementen, die God tegen de overtreders zijner wet en verbrekers zijns verbonds daarin uitgesproken heeft.

2Ki 22.10
34) verzamelen

Zie Gen. 25:8.

Ge 25.8

35) vrede

Versta dit ten aanzien van de algemene plagen, die van de Chalde‰n over het gehele koninkrijk komen zouden, die Josia niet beleefd heeft.

36) graf

Hebreeuws, graven. Alzo 2 Kron. 16:14, en 2 Kron. 35:24. Dat is, in een uwer graven. Zo wordt in het onzekere gelaten, welk zijner graven dit graf was. Vergelijk Richt. 12:7.

2Ch 16.14 35.24 Jud 12.7

37) zij brachten

Te weten, de mannen van Josia uitgezonden, en genaamd boven, 2 Kon. 22:14.

2Ki 22.14
Copyright information for DutKant