2 Kings 24:14

29) gans Jeruzalem weg,

Dat is, het merendeel der inwoners en der voornaamsten. Vergelijk Matth. 3:5.

Mt 3.5

30) strijdbare helden,

Alzo Richt. 6:12, en boven, 2 Kon. 5:1. De Hebreeuwse woorden kan men ook verstaan van degenen, die machtig zijn van middelen, gelijk Ruth 2:1.

Jud 6.12 2Ki 5.1 Ru 2.1

31) tien duizend gevangenen,

Dat is, de gehele som der gevangenen, die hierna, 2 Kon. 24:16, onderscheidenlijk wordt aangetekend.

2Ki 24.16

32) smeden;

Of, slotenmakers. Zie verder Jer. 24:1.

Jer 24.1

33) arme volk des lands.

Hebreeuws, de dunheid van het volk des lands. Alzo onder, 2 Kon. 25:12; Jer. 40:7, en Jer. 52:16. Dat is, van het schamele, geringe, slechte en uitgeteerde volkje des lands.

2Ki 25.12 Jer 40.7 52.16

Jeremiah 40:7

18) oversten der heiren,

Dat is, kapiteins, hoplieden; alzo dikwijls in het volgende; vergelijk dit verhaal met 2 Kon. 25:23, enz., die in het veld waren; dat is, in het veld zich onthielden.

2Ki 25.23

19) mannen,

Dat is, de krijgslieden, die zij bij zich hadden; alzo Jer. 40:8.

Jer 40.8

20) armsten des lands,

Hebreeuws, armoede, of dunheid des lands. Zie 2 Kon. 24:14.

2Ki 24.14

Jeremiah 52:16

Copyright information for DutKant