2 Kings 3:15

22) brengt mij

Hebreeuws, neemt mij; alzo boven, 2 Kon. 2:20.

2Ki 2.20

23) speelman.

Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk een, die op muzikale instrumenten speelt, als harp, cither, luit, enz. Zodanig spel schijnt de profeet begeerd te hebben, om zijn hart eensdeels te stillen over de ongezindheid, die hij tegen den koning Joram had, anderdeels door lofzangen en gebeden, die men speelde, tot God op te heffen, en alzo zich te bereiden om hetgeen hem God openbaren zou in een welbereid hart te ontvangen. Vergelijk 1 Sam. 10:5.

1Sa 10.5

24) de hand des HEEREN

Versta door deze de kracht van profeteren, om dezen koningen raad te geven en te voorzeggen wat er geschieden zou. Zulke krachten hadden de profeten niet ten allen tijde, maar als het den Heere beliefde die hun te verlenen. Zie onder, 2 Kon. 4:27; Ezech. 1:3. Hoewel zij met vasten, zingen, bidden en lezen der Heilige Schrift zich bereiden moesten, om die te ontvangen; Dan. 2:17,18.

2Ki 4.27 Eze 1.3 Da 2.17,18

25) kwam.

Hebreeuws, was, of, werd.

Ezekiel 3:22

62) was

Of, kwam. Zie boven Ezech. 1:3.

Eze 1.3

63) daar op mij,

Te weten te Tel-Abib. Zie daarvan boven Ezech. 3:15.

Eze 3.15

64) vallei,

Het Hebreeuwse woord betekent een laag veld, dat tussen de bergen ligt en van dezelve schijnt afgesneded te zijn. Zie ook onder Ezech. 8:4.

Eze 8.4

Ezekiel 11:5

13) viel dan de Geest des HEEREN op mij,

Zie boven Ezech. 1:3.

Eze 1.3

14) Hij zeide tot mij:

Zie boven Ezech. 11:2.

Eze 11.2

15) Alzo zegt gijlieden

Te weten gelijk recht tevoren, Ezech. 11:3, verhaald is.

Eze 11.3

16) Isra‰ls!

Dat is, Juda. Zie 2 Kron. 15:17 en 2 Kron. 21:2 met de aantekening.

2Ch 15.17 21.2

17) der dingen,

Hebreeuws, de opklimmingen uws geestes; dat is, dat in de gedachten uws harten opkomt. Zie van gelijke manier van spreken Jer. 7:31.

Jer 7.31

Ezekiel 37:1

1) hand des HEEREN was op mij,

Zie boven Ezech. 1:3.

Eze 1.3

2) geest,

Dat is, in een gezicht met optrekking van mijnen geest. Anders: zij [de hand des Heeren] voerde mij uit door den Geest des Heeren.

3) zette mij neder

Hebreeuws, deed mij rusten.

4) beenderen.

Versta, dorre dode beenderen van verstorven mensen, gelijk volgt. Door dit gezicht en het volgende teken van twee stukjes hout, heeft God willen verzekeren de vervulling der genadebeloften, die in het voorgaande wijdlopig gedaan zijn, zo van de lichamelijke verlossing uit Babel als van de geestelijke door den Messias en de vergadering der algemene kerk uit Joden en heidenen, hetwelk alles het begrip en vermogen van den mens teboven ging, om zijn volk te leren dat het Hem [als den almachtigen God] zo licht is zulks alles te volbrengen als doden op te wekken en levend te maken, [waarvan God hier een levendig beeld tot het geloof zijner kerk, voorstelt] en twee stukjes hout samen te voegen.

Ezekiel 40:1

1) wegvoering,

Met den koning Jojachin; zie boven Ezech. 1:2, en Ezech. 24:1, en Ezech. 33:21.

Eze 1.2 24.1 33.21

2) begin des jaars,

Hebreeuws, het hoofd des jaars; dat de Joden houden voor het begin van het burgerlijke jaar. Anderen verstaan het van het kerkelijke jaar.

3) maand,

Versta, de eerste maand.

4) stad

Jeruzalem. Zie boven Ezech. 33:21, en Ezech. 24:1,2, met de aantekening aldaar.

Eze 33.21 24.1,2

5) even op dienzelfden dag,

Zie boven Ezech. 2:3, en Ezech. 24:2, met de aantekening. Hebreeuws, in het been, of in de kracht des daags.

Eze 2.3 24.2

6) hand des HEEREN op mij,

Zie boven Ezech. 1:3.

Eze 1.3

7) derwaarts.

Te weten in het land Isra‰l; versta in een gezicht, gelijk volgt.

1 Corinthians 12:4

10) verscheidenheid

Gr. daar zijn verscheidenheden; dat is, de gaven zijn velerhande, de ene treffelijker dan de andere, en ook verscheidenlijk gedeeld, aan dezen en niet aan genen, en dat met verscheidene mate. Zie 1 Cor. 12:8, enz.

1Co 12.8

11) der gaven, doch

Namelijk van profeteren, met vreemde talen spreken en dergelijke, die hierna verhaald worden.

12) dezelfde Geest;

Namelijk die al deze gaven werkt en uitdeelt, en daarom behoort degene, die de treffelijkste ontvangen heeft, zich daarover niet te verhovaardigen, of dengene, die mindere heeft, te verachten, alzo Hij aan denzelven immers zo treffelijke gaven had kunnen geven als aan den anderen.

Copyright information for DutKant