2 Samuel 19:13

21) gijlieden zeggen:

Priesters, Zadok en Abjathar.

22) been en mijn vlees?

Want hij was Davids zusters zoon. Zie boven, 2 Sam. 17:25.

2Sa 17.25

23) doe mij zo,

Van zulk zweren, zie Ruth 1:17, en 1 Kon. 19:2.

Ru 1.17 1Ki 19.2

24) Joabs plaats.

Zie boven, 2 Sam. 3:39.

2Sa 3.39

1 Kings 2:5-6

11) mij gedaan heeft,

Te weten, altijd zeer trots tegen mij geweest zijnde, omdat hij den krijgslieden zeer aangenaam was. Zie 2 Sam. 3:39, en 2 Sam. 3:19.

2Sa 3.39,19

12) krijgsbloed

Hebreeuws, heeft bloeden des krijgs gezet; dat is, moorderijen aangericht. Nu heet krijgsbloed dat in den krijg vergoten wordt, maar Joab had bloed vergoten in tijd van vrede.

13) aan zijn gordel,

Te weten, stekende zijn bloedig zwaard in de schede nadat hij die twee mannen vermoord had.

14) aan zijn schoenen,

Op welke van het bloed der doorstekenen gevallen is.

15) naar uw wijsheid,

Te weten, naar welke gij wel gelegenheid vinden zult om hem te straffen, alzo hij een man is tot nieuwigheden en beroerten genegen.

16) zijn grauwe haar

Hebreeuws, zijn grijzigheid, of grauwigheid; dat is, zijn grauwe ouderdom. De zin is, dat Salomo Joab niet zou laten sterven zijn natuurlijken dood, maar een geweldigen hem aandoen. Zie de verklaring onder, 1 Kon. 2:8, en vergelijk Gen. 42:38, en Gen. 44:29,31.

1Ki 2.8 Ge 42.38 44.29,31

1 Kings 2:34

Copyright information for DutKant