2 Samuel 5:11

31) Hiram,

Hebreeuws, Chiram.

32) Tyrus,

Hebreeuws, Tsor. Een zeer vermaarde, machtige, koninklijke koopstad, gelegen aan en in de zee bij de westelijke grenzen van den stam Aser. Zie ook Joz. 19:29.

Jos 19.29

33) timmerlieden,

Hebreeuws, meesters, of, kunstenaars van hout.

34) metselaars;

Hebreeuws, kunstenaars, of meesters van steen des wands, of wandsteen.

2 Samuel 8:10

20) Joram

Hadoram genoemd, 1 Kron. 18:10.

1Ch 18.10

21) welstand,

Hebreeuws, naar vrede; dat is, om hem vriendelijk te begroeten. Zie Gen. 43:27.

Ge 43.27

22) zegenen,

Hem te begroeten en geluk te wensen vanwege de verkregen victorie, dat is [gelijk men zegt] te congratuleren.

23) voerde steeds krijg tegen Thoi;

Hebreeuws, was een man der krijgen van Tho‹; dat is, hij deed hem steeds den oorlog aan, was zijn vijand en tegenstrijder, die hem niet ongekweld liet. Zie Gen. 9:20, en vergelijk Richt. 12:2; onder 2 Sam. 18:20, en 2 Kron. 35:21; Ps. 41:10.

Ge 9.20 Jud 12.2 2Sa 18.20 2Ch 35.21 Ps 41.9

24) zijn hand

Dit is, Joram, de zoon van Tho‹, had deze geschenken bij zich, onder zijn handen, gelijk men zegt. Zie gelijke manier van spreken 1 Sam. 9:8; 2 Kon. 5:5, enz.

1Sa 9.8 2Ki 5.5

Psalms 102:15

28) uwe knechten

Dat is, wij Joden; Neh. 1:3, en Neh. 2:3, en Neh. 4:2.

Ne 1.3 2.3 4.2

29) hebben een

Dat is, zij zagen zeer gaarne dat de stad Jeruzalem weder opgebouwd werd, en hebben grote droefheid daarover, dat zij tot een steenhoop gemaakt is.

30) hebben medelijden

Dat is, het doet hun wee dat de stad en tempel aldus verwoest blijven liggen.

31) gruis.

Of, steenmul, of puin.

Psalms 102:22

Copyright information for DutKant