2 Thessalonians 2:10-11

39) alle

Dat is, allerlei. Want de Satam heeft ene bepaalde macht.

40) verleiding

Dat is, tot ongerechtige en valse leer, gelijk het woord waarheid uitwijst, dat daartegen gesteld wordt, en gelijk hierna 2 Thess. 2:12.

2Th 2.12

41) daarvoor

Dat is, in vergelding dat zij, enz., hetwelk het Griekse woord medebrengt. Het is dan ene rechtvaardige straf Gods over de verkeerdheid en ondankbaarheid van zulke mensen, gelijk in het volgende 2 Thess. 2:11 nader uitgedrukt wordt.

2Th 2.11

42) de liefde

Dat is, de waarheid niet lief gehad hebben, en dientengevolgen ook niet geloofd en behouden. Zie dergelijke straf van God over de heidenen, die de natuurlijke kennis Gods niet hebben behouden; Rom. 1:28.

Ro 1.28
43) God

Dat is, God zal den Satan den toom over hen los laten, om zijn kracht van verleiding tegen hen te gebruiken, en zal Zijne genade, die hen nog wederhield, voortaan inhouden, en hen alzo aan hunne eigen begeerten overgeven waardoor zij krachtiglijk tot dwaling zullen gebracht worden. Zie dergelijke oordelen Gods over de ondankbare mensen, Deut. 28:28; 2 Kron. 18:22; Job 12:17; Jes. 19:14; Rom. 1:24, en Rom. 11:8; 2 Cor. 4:3, 2 Cor. 4:4, enz.

De 28.28 2Ch 18.22 Job 12.17 Isa 19.14 Ro 1.24 11.8 2Co 4.3,4

44) leugen

Dat is, verzonnen en valse leer.

Copyright information for DutKant