Acts 15:7-9

21) twisting geschiedde,

Grieks samenvraging; dat is, disputering, namelijk tussen beide partijen, die beide moeten gehoord worden.

22) over langen tijd

Grieks van oude dagen; welken tijd sommigen verstaan van het begin der predikatie van de apostelen na de hemelvaart van Christus; anderen van den tijd der bekering van Cornelius; Hand. 10.

23) getuigenis

Namelijk dat zij hem ook aangenaam waren; Hand. 10:28.

Ac 10.28

24) den Heiligen

Dat is, de gaven des Heiligen Geestes, zo gewone als buitengewone.

25) geen onderscheid

Namelijk aangaande de weldaden en gaven, die gemeen zijn dengenen, die in Christus geloven.

Romans 3:29

60) Is God [een] God der Joden alleen?

Namelijk nu in het Nieuew Testament, wanneer het onderscheid tussen Joden en heidenen is weggenomen; Ef. 2:16,17,18.

Eph 2.16,17,18

Romans 4:11

19) het teken der besnijdenis

Dat is, de besnijdenis tot een teken en zegel, dat is verzegeling en versterking, van dat hij door het geloof gerechtvaardigd was; in welke woorden de natuur en eigenschap van alle sacramenten kortelijk wordt aangewezen, gelijk ook Gen. 17:11; Exod. 12:13; Ezech. 20:12. Namelijk dat zij dienen om het geloof niet eerst te werken, maar te verzegelen en te versterken, en daarom niet blote tekenen, maar ook zegelen zijn.

Ge 17.11 Ex 12.13 Eze 20.12

20) een vader van allen,

Namelijk naar welks voorbeeld of voetstappen God wil dat zowel heidenen als Joden door het geloof gerechtvaardigd zouden worden.

Romans 10:12

28) geen onderscheid,

Namelijk nu in de tijden des Nieuwen Testaments; Ef. 2:13.

Eph 2.13

29) eenzelfde is Heere van allen,

Namelijk God in Christus, of dezelfde Heere van allen is rijk over allen, enz.

30) rijk zijnde over allen,

Dat is, overvloedig genadig, •f goedertieren.

31) die Hem aanroepen.

Namelijk door het ware geloof, gelijk volgt. En hieruit blijkt dat het woord belijden, Rom. 10:9,10, ook de ware aanroeping begrijpt, die een voornaam deel is van onze belijdenis voor God en de mensen; Dan. 6:11.

Ro 10.9,10 Da 6.10

Romans 15:9

35) de heidenen God

Hier bewijst hij het tweede deel, namelijk dat Christus ook de heidenen heeft aangenomen; volgens de beloften en toezeggingen Gods in het Oude Testament.

36) vanwege de barmhartigheid

Of, over de barmhartigheid; namelijk die uit enkele genade ook aan hen betoond is, gelijk den Joden geschied was; Deut. 7:7,8.

De 7.7,8

37) verheerlijken;

Dat is, tot de kennis van den waren God en tot het geloof gebracht zijnde, Hem zouden danken, eren en dienen, en eindelijk Zijne heerlijkheid mede deelachtig worden.

38) gelijk geschreven is:

In al deze plaatsen, die hier uit het Oude Testament tot bewijs worden voortgebracht, moet voornamelijk gelet worden op het woord heidenen. De verklaringen, zie op elke plaats.

1 Corinthians 12:13

37) wij allen

Namelijk gelovigen, die tot dit lichaam van Christus als leden behoren.

38) zijn door ‚‚nen Geest

Gr. in enen Geest; dat is, door den Geest der wedergeboorte, die maar ‚‚n is, en dienvolgens ons ook tot enigheid vermaant en verbindt.

39) tot ‚‚n lichaam gedoopt,

Namelijk de gemeente van Christus, die wij ingelijfd worden door den doop, welke het bad der wedergeboorte is, Ef. 5:26; Tit. 3:5, en ons ook tot enigheid verbindt.

Eph 5.26 Tit 3.5

40) hetzij Joden,

Dat is, van wat afkomst, staat, of rang wij zijn.

41) tot ‚‚nen Geest

Of, door ‚‚n Geest.

42) gedrenkt.

Dat is, ook het Avondmaal des Heeren, in hetwelk wij allen ‚‚nen drank uit ‚‚nen drinkbeker drinken, vermaant en verbindt ons dat wij, alle verdeeldheden vermijdende, naar enigheid staan om een geestelijk lichaam en eensgezind te zijn. Dergelijke rede gebruikt de apostel 1 Cor. 10:17, dat gelijk wij in het Avondmaal allen eens broods deelachtig zijn, wij alzo ook daardoor vermaand worden, dat wij velen ‚‚n lichaam zijn.

1Co 10.17

Galatians 3:28-29

119) Daarin is noch

Hetgeen hij in het algemeen gezegd had van alle gelovigen, dat verklaart hij breder en betuigt, dat onder hen geen onderscheid meer is, van welke natie, stand, of geslacht zij zijn.

120) een

Dat is, als een mens, de een zowel als de ander, door Christus erfgenaam gemaakt des eeuwigen levens.

121) in Christus Jezus.

Niet in de politie of huishouding, waar ongelijkheid is, maar aangaande de weldaden van Christus.

122) gij van Christus zijt,

Namelijk Galaten, die tevoren heidenen was, en nu in Christus gelooft.

123) Abrahams zaad,

Dat is Abrahams kinderen, gelijk gesproken wordt Gal. 3:7, van welke allen Christus het hoofd is, als het beloofde zaad Abrahams, Gal. 3:16,19.

Ga 3.7,16,19

124) naar de beloftenis

Namelijk die Abraham en zijn zaad gedaan is, en dienvolgens niet uit de werken der wet. Zie Gal. 3:18.

Ga 3.18

125) erfgenamen.

Namelijk des eeuwigen levens, waarvan het land Kana„n een voorbeeld was; Hebr. 11:9.

Heb 11.9
Copyright information for DutKant