Acts 27

1) besloten was,

Namelijk van Festus en zijnen Raad; Hand. 25:12.

Ac 25.12

2) wij naar Italie

Hieruit, en uit het volgende verhaal blijkt dat ook Lukas, die deze Handelingen heeft beschreven, in Paulus' gezelschap op deze gehele reis geweest is.

3) keizerlijke

Grieks Sebastes; dat is Augustische.

4) bende.

Van dit woord zie Hand. 10:1. Deze Julius wordt gezegd een hoofdman van deze bende te zijn, omdat hij over een compagnie bevel had, die onder des keizers garde behoorde, die daarom hiertoe schijnt verkoren te zijn, opdat de gevangenen onder zijn opzicht te beter bewaard en in des keizers handen geleverd zouden worden.

Ac 10.1
5) Adramyttenisch schip

Namelijk dat te Adramytte tehuis behoorde; welke in ene stad in Mysi‰ tegenover Mytilene.

6) Azie

Namelijk Klein-Azi‰, in hetwelk Mysi‰ ook gelegen was.

7) bevaren zouden,

Namelijk volgens het voornemen; hoewel zij om de tegenwinden een anderen koers hebben moeten nemen, gelijk uit het volgende verhaal blijkt.

8) Aristarchus,

Deze was een aanzienlijk man, die Paulus vandaar is gevolgd, welke ook in vele reizen met Paulus grote zwarigheden heeft uitgestaan, gelijk te zien is Hand. 19:29, en Hand. 20:4, die ook Paulus in deze gevangenis tot Rome toe gezelschap gehouden heeft, alsmede gevangen zo het schijnt, of die te Rome gekomen zijnde nevens Paulus is gevangen gezet, gelijk blijkt Col. 4:10.

Ac 19.29 20.4 Col 4.10

9) Thessalonica,

Van deze stad, zie Hand. 17:1.

Ac 17.1
10) Sidon.

Ene stad in Fenici‰, waarvan zie Matth. 11:21; Hand. 12:20.

Mt 11.21 Ac 12.20

11) de vrienden te

Dat is, de discipelen of enigen onder hen.

12) bezorgd te worden.

Dat is alle gemak en verkwikking aangedaan te worden, of ook van enige dingen voorzien tot meerder gemak op de reis nodig.

13) onder Cyprus

Of, beneden Cyprus. Van dit eiland zie Hand. 11:19, en Hand. 13:4.

Ac 11.19 13.4
14) Cilicie en

Dit was een landschap in Klein-Azi‰, gelegen aan de Middellandse zee, tussen Syri‰ en Pamfyli‰; Hand. 6:9, en Hand. 15:23,41.

Ac 6.9 15.23,41

15) Pamfylie is,

Van dit landschap zie ook Hand. 2:10, en Hand. 13:13, en Hand. 14:24.

Ac 2.10 13.13 14.24

16) Myra in Lycie.

Ene stad in het land van Lyci‰, hetwelk aan Pamfyli‰ grensde, waar dit eerste schip schijnt zijne reis voldaan te hebben.

17) Alexandrie,

De hoofdstad van Egypte en Liby‰, welk schip uit Egypte te Myra was gekomen, om vandaar voorts naar Itali‰ te varen.

18) Knidus

Een eiland in de Middellandse zee, tegenover Kari‰; anderen nemen het voor een uitstekenden hoek van Kari‰, tegenover Kreta.

19) Kreta heen,

Een eiland in dezelfde zee, hedendaags Kandi‰ genaamd. Zie van hetzelve Tit. 1:5.

Tit 1.5

20) Salmone.

Een uitstekende hoek van Kreta, tegen het oosten.

21) Schonehavens,

Of Goedehavens, heden nog Boniporto genaamd, ene stad in Kreta, van de bekwaamheid harer haven alzo geheten.

22) nabij was.

Maar wat meerder landwaarts in, gelijk Plinius getuigt, lib. 4, cap. 12. Doch hij noemt die Lasos.

23) de vasten

Namelijk de jaarlijkse vasten der Joden, op welke de verzoening des gehelen volks door den hogepriester in het heilige der heiligen geschiedde, gelijk te zien is Lev. 16:29, en Lev. 23:27, welke dag was de tiende der zevende maand, die ten dele met onzen September, ten dele met onzen October overeenkwamen; zodat de tiende dag kwam omtrent het begin van October, na welke maand de zee bij de ouden niet werd bevaren tot het begin van Maart toe, om de kortheid der dagen en de stormen, die tussen dien tijd veel zijn. Zie Veget de re milit. lib. 4, cap. 39. Hetwelk dan gene gemeenschap heeft met de vastentijden, die sommigen hedendaags houden, die lang na der apostelen tijden in de oude kerk niet bekend zijn geweest.

Le 16.29 23.27
24) zie, dat

Namelijk niet alleen uit de gelegenheid des tijds, maar inzonderheid door ingeving van Gods Geest.

25) van ons leven.

Grieks van onze zielen.

26) geloofde meer

Namelijk die schijnen gemeend te hebben dat er nog enige dagen over waren, om binnen dezelve in een andere haven te kunnen komen; inzonderheid alzo de wind hun diende.

27) zijnde een haven

Dit wordt hier bijgevoegd opdat men niet zou menen dat hij van Fenici‰ in Syri‰ sprak.

28) strekkende

Grieks ziende.

29) tegen het zuidwesten

Dat is, krom gelegen gelijk een halve maan, en daarom bevrijd van alle winden.

30) tegen hetzelve

Namelijk eiland Kreta; het schip van hetzelve door dezen wind afgedreven zijnde.

31) stormwind, genaamd

Of, draaiwind, wervelwind.

32) Euroklydon.

Dat is, een oostelijke wind, die geweldige baren verwekt.

33) opzeilen,

Grieks tegen ogen.

34) gaven wij het op,

Dat is, lieten wij het drijven op Gods genade, waar de wind het heendreef.

35) Klauda,

Een eilandje aan het einde van Kreta tegen het westen, nu Gozo genaamd.

36) ondergordende;

Namelijk met kabels en touwen, die zij onder de kiel doorbrachten, om de zijden van het schip te vaster aan elkander te binden, tegen het geweld der baren.

37) de [droogte]

Een gevaarlijke droogte, of plaat van welzand, vol draaiingen, onder Afrika in de Middellandse zee gelegen.

38) het zeil,

Grieks het vat: gelijk Hand. 10:11; waardoor het zeil met den spriet en de aanhangende touwen verstaan wordt.

Ac 10.11
39) een uitworp;

Namelijk van den last of de koopmanschap, die in het schip was, om het schip te lichten.

40) scheepsgereedschap

Namelijk van ballast, touwen, kabels, riemen, kisten, enz., hetgeen overtollig in het schip was. Want dat zij het noodzakelijke nog behouden hebben blijkt uit Hand. 27:28,29,30, enz.

Ac 27.28,29,30
41) [ons] drukte,

Grieks op ons lag.

42) langen tijd

Namelijk omtrent veertien dagen, Hand. 27:33.

Ac 27.33

43) zonder eten

Dat is, zonder gewoon maal te houden, vanwege de vrees des doods en het slingeren van het schip.

44) verhoed te hebben.

Grieks gewonnen te hebben; dat is voorgekomen te hebben.

45) leven onder u,

Grieks ziel.

46) Wiens ik ben,

Namelijk Gods apostel of dienstknecht ik ben.

47) gesteld worden;

Of, staan, u stellen.

48) God heeft u

Dat is, heeft hun het leven gegeven om uwentwil. Zie dergelijke Gen. 18:32, en Gen. 19:21.

Ge 18.32 19.21
49) alzo wij in

Of, dat wij.

50) Adriatische zee

Grieks Adria; welke is eigenlijk die zee, die hedendaags Golf van Veneti‰ genaamd wordt; maar wordt ook dikwijls bij de ouden, gelijk ook hier, breder genomen, voor dat deel der Middellandse zee, hetwelk ook bovendien de zee van Cicili‰ en Joni‰ bevat. Zie Strabo lib. 7.

51) twintig vademen;

Namelijk diepte tot den grond.

52) harde plaatsen

Of, scherpe, klipachtige.

53) nederlieten

Namelijk die zij tevoren in het schip opgehaald hadden, Hand. 27:17.

Ac 27.17

54) het voorschip

Dat is, het voorste deel van het schip.

55) uitbrengen.

Grieks uitstrekken.

56) gij kunt niet

Want hoewel God Paulus door zijn engel beloofd had dat niemand uit het schip zou vergaan, Hand. 27:24, nochtans worden daarmede de middelen niet weggenomen, waardoor God deze zijne belofte wilde uitvoeren. En die daarin nalatig is, die gelooft God niet, maar verzoekt God.

Ac 27.24
57) spijze nemen,

Grieks voedsel.

58) niets hebt genomen.

Dat is, als niet zeer weinig; of geen maal hebt gehouden, gelijk Hand. 27:21; want anders kan een gezond mens [gelijk de geneesheren getuigen] over de zeven dagen niets wel vasten zonder sterven.

Ac 27.21
59) tot uw behouding;

Namelijk om sterkte te hebben in het regeren van het schip, en om uzelf te kunnen helpen, als wij ons zullen moeten redden.

60) een haar van

Dat is, zal enige schade lijden aan zijn leven of gezondheid. Hebre‰n. Zie 1 Kon. 1:52.

1Ki 1.52
61) dankte hij God

Namelijk voor de weldaad, die hun God nog deed van spijs te hebben, en die te kunnen genieten tot versterking van hunne krachten, gelijk ook Christus gewoon was te doen; Matth. 14:19; Joh. 6:11, en Paulus alle Christenen vermaant; 1 Tim. 4:4,5.

Mt 14.19 Joh 6.11 1Ti 4.4,5
62) spijze.

Grieks voedsel.

63) zielen.

Dat is, mensen, personen; Hand. 2:41, en Hand. 7:14; Rom. 13:1.

Ac 2.41 7.14 Ro 13.1
64) een zekeren

Grieks een schoot, of boezem.

65) oever had,

Of, strand.

66) de ankers opgehaald

Of, de ankers afgehouwen hadden, lieten zij die in de zee.

67) de roerbanden

Namelijk met welke zij tevoren het roer vastgemaakt hadden, toen het schip op Gods genade dreef, tegen het slingeren van de zee.

68) een plaats,

Dat is, een uitstekende oever of punt, die nochtans vooraan onder water lag, waar zij het schip op stuurden.

69) der baren.

Namelijk die tegen het achterschip geweldig aansloegen.

70) raadslag nu

Dat is, raad, advies, voornemen. Zo licht hadden zij vergeten, dat zij door Paulus het leven behouden hadden, hetwelk een grote ondankbaarheid was, die de hoofdman met recht heeft wederstaan.

71) de anderen,

Namelijk beval hij te land te komen.

Copyright information for DutKant