Daniel 10

1) het derde jaar

Te weten in het derde jaar nadat hij het rijk van Babyloni‰ had ingenomen, gelijk Jesaja voorzegd had, Jes. 45:1.

Isa 45.1

2) Kores,

Hebreeuws, Coresch.

3) Beltsazar,

Zie Dan. 1:7, in de aantekening.

Da 1.7

4) een zaak geopenbaard,

Of, een woord.

5) doch [in] een gezetten groten tijd;

Of, doch de bestemde tijd was lang. De zin is: Het zal nog lang aanlopen eer het zal vervuld worden. Zie onder Dan. 10:14, namelijk van het derde jaar van Cyrus af tot aan den jongsten dag, gelijk af te nemen is uit Dan. 12:2. Alhoewel sommigen, dit duidende op de Joodse natie alleen, dezen langen gezetten tijd duiden op het einde van de vervolgingen van Antiochus. Anders: en daar was een groot heirleger. Dan zou de zin wezen: En Dani‰l zag in dit gezicht een groot heirleger der engelen. Anders: daar zal een grote strijd zijn. Zie de aantekening Job 7:1, en Job 14:14; Jes. 40:2.

Da 10.14 12.2 Job 7.1 14.14 Isa 40.2

6) van het gezicht.

In hetwelk hem deze zaak geopenbaard werd. De zin is: Hij verstond zeer wel hetgeen hem in dit gezicht geopenbaard werd.

7) was ik, Dani‰l,

Anders: was ik Dani‰l treurende geweest; te weten omdat het aangevangen werk van het gebouw des tempels door de vijanden der Joden verhinderd was. Zie Ezra 4:4.

Ezr 4.4

8) drie weken der dagen.

Dat is, drie volle weken. Zie de aantekening Gen. 29:14. Deze weken worden hier genoemd weken der dagen, om die te onderscheiden van de jaarweken, waarvan te zien boven Dan. 9:24.

Ge 29.14 Da 9.24
9) Begeerlijke spijze at ik niet,

Dat is, ik at geen lekkere spijs, of ik had geen lekkere spijs gegeten. Hebreeuws, spijs, of brood der begeerten.

10) zalfde ik mij gans niet,

Hebreeuws, zalvende zalfde ik mij niet, gelijk dit bij de Oosterse volken zeer gebruikelijk was, voornamelijk als zij vrolijk waren. Zie Ruth 3:3; Ps. 23:5, en Ps. 104:15.

Ru 3.3 Ps 23.5 104.15
11) op den vier en twintigsten dag

Namelijk van hetzelfde derde jaar, Dan. 10:1.

Da 10.1

12) der eerste maand,

Genoemd Abib, of Nisan, overeenkomende ten dele met onzen Maart, ten dele met onzen April, zijnde bij de Hebre‰n de eerste maand der lente, ter welker tijd in het Joodse land, alsook in Egypte, men den gerstenoogst placht te hebben, waarom zij ook genoemd werd de maand der eerste vruchten.

13) aan den oever der grote rivier,

Hebreeuws, aan de hand, of aan de zijde.

14) Hiddekel.

Ene rivier in Assyri‰, anders Tygris genoemd. Zie Gen. 2:14.

Ge 2.14
15) een Man

Te weten Christus, gelijk enigen afnemen uit Dan. 12:6,7; Openb. 1:13,14,15, en Openb. 10:5; die te dien tijde in de gedaante van een man verschenen is.

Da 12.6,7 Re 1.13,14,15 10.5

16) met linnen bekleed,

Te weten met kostelijk lijnwaad, gelijk de koningen en priesters plegen te dragen; zie Lev. 6:10, en Lev. 16:4.

Le 6.10 16.4

17) Ufaz.

Zie van Ufaz, Jer. 10:9. Sommigen verstaan door dit goud, de heiligheid, reinheid en heerlijkheid van Christus, waarmede Hij versierd en als omgord is.

Jer 10.9
18) een turkoois,

Hebreeuws, Tharsis. Anders beryllus thalassius, die [gelijk enigen menen] hemelsblauw is, naar sommiger gevoelen betekenende dat Christus de Heere van den hemel is; 1 Cor. 15:47.

1Co 15.47

19) gelijk de gedaante des bliksems,

Gelijk de bliksem schijnt van het ene einde der wereld tot het andere, alzo ook Christus de Heere, die overal tegenwoordig is. Vergelijk Matth. 24:27.

Mt 24.27

20) gelijk vurige fakkelen,

Daar is niets zo verborgen of de scherpziende en vurige ogen van Christus dringen er door, vergelijk Openb. 1:14, en Openb. 19:12.

Re 1.14 19.12

21) armen

Met zijne armen en handen zijne vijanden verbrekende, en met zijne voeten hen vertredende, gelijk Openb. 1:15.

Re 1.15

21) voeten

Met zijne armen en handen zijne vijanden verbrekende, en met zijne voeten hen vertredende, gelijk Openb. 1:15.

Re 1.15

22) gelijk de kleur van gepolijst koper;

Hebreeuws, gelijk het oog van het gepolijste, of gegladde koper. Oog voor verw is ook Lev. 13:55;; Num. 11:7. Zie ook Ezech. 1:4. Door het gepolijste of blinkende koper wordt Christus' macht betekend, zijne vijanden verslaande en verpletterende als aarden potten. Vergelijk Ps. 2:9; Openb. 1:15.

Le 13.55 Nu 11.7 Eze 1.4 Ps 2.9 Re 1.15

23) de stem ener menigte.

Of, de stem van een gedruis, of bruisen [der zee, of grote wateren]. Want het Hebreeuws woord betekent zowel een gedruis, als ene menigte, Openb. 1:15; en wordt van Christus gezegd dat zijne stem was als het geruis van vele wateren; zij wordt wijd en breed gehoord en zij bekeert vele mensen. Vergelijk Ezech. 1:24.

Re 1.15 Eze 1.24
24) alleen zag dat gezicht,

God heeft Dani‰l alleen de ogen geopend. Zulks is ook geschied met Paulus; Hand. 9:7.

Ac 9.7

25) een grote verschrikking viel op hen,

Zonder twijfel toen zij die grote stem hoorden.

26) mijn sierlijkheid

De schoonheid van mijn aangezicht. De zin is dat hij door schrik en vrees werd als een dode man, die gene schoonheid heeft, zijnde zijne gedaante geheel veranderd en verdorven.

27) zo viel ik in een diepen slaap

Gelijk boven Dan. 8:18.

Da 8.18
28) een hand roerde mij aan,

Te weten de hand van den engel Gabri‰l. Zie Dan. 8:18, en Dan. 9:21.

Da 8.18 9.21

29) op mijn knieen, en de palmen mijner handen.

Hij wil zeggen dat hij zo zwak was, dat hij op zijne voeten niet staan kon, maar dat hij als op handen en voeten kroop of steunde.

30) gij zeer gewenste man!

Of, gij allergewenste man. Zie boven Dan. 9:23.

Da 9.23

31) sta op uw standplaats,

Dat is, sta aan, of op uwe plaats waar gij straks gestaan hebt. Zie Neh. 8:8.

Ne 8.7

32) sprak,

Of, gesproken had.

33) om te verstaan

Of,om aan te merken, gelijk Dan. 10:11, namelijk om te verstaan wat gelegenheid het in toekomende tijden met de kerk van God hebben zou, alzo de zeventig weken voleind en den tempel, mitsgaders de stad Jeruzalem, nog niet opgebouwd werden.

Da 10.11

34) te verootmoedigen,

Of, te kwellen, namelijk met vasten en treuren. Zie Lev. 16:29.

Le 16.29

35) zijn uw woorden gehoord,

Dat is, uw gebed verhoord, te weten met hetwelk gij begeerd hebt te verstaan den staat van uw volk. Vergelijk met Dan. 10:14.

Da 10.14

36) om uwer woorden wil

Te weten om u te onderrichten van den toekomenden staat van uw volk, gelijk gij begeerd hebt.

37) de vorst des koninkrijks van Perzie

Dat is, naar sommiger gevoelen een kwade engel. Vergelijk Ef. 6:12. Doch anderen verstaan door dezen vorst Cambyzes, die in het afwezen van zijnen vader het rijk regeerde, terwijl zijn vader Cyrus in andere landen krijg voerde.

Eph 6.12

38) stond tegenover Mij

Dat is, hij stond tegen mij, en ik heb hem tegenstand gedaan, dewijl hij kwade aanslagen tegen uw volk voorhad, namelijk tot verhindering van den bouw der stad en van den tempel, hetwelk God voor een korten tijd heeft toegelaten, om zijn volk des te meer tot ijver in het gebed op te scherpen en tot rechte boetvaardigheid.

39) een en twintig dagen;

Dat is, drie weken lang. Zie boven Dan. 10:2,3. De zin is, dat is de oorzaak waarom ik niet eer tot u gekomen ben, gelijk ik gedaan zou hebben indien ik hierdoor niet ware verhinderd geweest.

Da 10.2,3

40) Michael,

Enigen verstaan door Michael den Heere Christus zelf, die zijne dienaars bijstaat en hun kracht en sterkte geeft. Anderen menen dat Michael de naam van een aartsengel is, betekenende, wie is gelijk God? Daarom houden verscheidenen Michael voor een geschapen engel, omdat hier staat: Een van de eerste vorsten, en verklaren dat aldus: Een van de engelen, die tot vorsten gesteld zijn over de volken, hetwelk op Christus niet past, die het hoofd van de engelen is.

41) uw volk bejegenen zal

Dat is, uwen landslieden, den Joden.

42) in het vervolg der dagen,

Of, in het laatste der dagen, in toekomende tijden. Zie boven Dan. 2:28.

Da 2.28

43) want het gezicht is nog voor [vele] dagen.

Anders: want daar is nog een gezicht [voorhanden] van dezelfde dagen. [Nog een] te weten behalve die gezichten, die gij tevoren gezien hebt, Dan. 7, Dan. 8.

44) deze woorden met mij sprak,

Hebreeuws, naar deze woorden; dat is, zo en zo.

45) sloeg ik mijn aangezicht ter aarde,

Hebreeuws, gaf ik.

46) ik werd stom.

Of, ik was stom.

47) den mensenkinderen gelijk,

Hebreeuws, naar de gelijkenis der mensenkinderen. Zie van dezen persoon breder boven Dan. 10:5,7.

Da 10.5,7

48) Die tegenover mij stond:

Versta hierbij: en met mij sprak.

49) keren zich mijn weeen over mij,

Of, mijne wee‰n overvallen mij. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk die wee‰n, bange smarten en pijnen der barende vrouwen. Zie de aantekening 1 Sam. 4:19. Anders: mijne ingewanden keerden zich in mij om.

1Sa 4.19
50) dezen mijn Heere spreken met dien mijn Heere?

Te weten die zo voortreffelijk, heerlijk en aanzienlijk is.

51) wat mij aangaat,

Hebreeuws aldus, en ik, van nu staat gene kracht in mij.

52) adem is in mij overgebleven.

Vergelijk Gen. 7:22; Jes. 2:22; belangende het woord adem.

Ge 7.22 Isa 2.22
53) mij wederom aan

Of, nog meer aan. Hebreeuws, en hij voegde er bij, en raakte aan mij.

54) een,

Dat is, dezelfde engel, die eens mensen gedaante had aangenomen, Dan. 10:16.

Da 10.16
55) gij zeer gewenste man!

Zie boven Dan. 9:23.

Da 9.23

56) wees sterk,

Of, verman u, ja verman u.

57) werd ik versterkt,

Dat is, ik greep een moed, ik vermande mij.

58) Weet gij,

Te weten om aan te wijzen wat uw volk zal overkomen, gelijk voorzegd is boven Dan. 10:14.

Da 10.14

59) om te strijden

Dat is, om het kwade voornemen tegen de kerk Gods tegen te staan.

60) den vorst der Perzen;

Zie boven Dan. 10:13.

Da 10.13

61) uitgegaan zijn,

Te weten uit Perzi‰.

62) de vorst van Griekenland komen.

Dat is, naar sommiger gevoelen, een kwade engel. Doch anderen verstaan door dezen vorst Alexander den Grote.

63) hetgeen getekend is

Dat is, hetgeen in den onveranderlijken raad Gods besloten is.

64) niet een,

Geen mens.

65) die zich met Mij versterkt

Dat is, die mij helpt.

66) tegen dezen,

Te weten gouverneurs van Perzi‰, of in deze [zaak].

67) vorst Michael.

Zie Dan. 10:13.

Da 10.13
Copyright information for DutKant